Een vierhoek is een figuur met vier hoeken. Voorbeelden van een vierhoek zijn een rechthoek, een vierkant en een ruit. Een vierhoek kan draai symmetrisch zijn. Als een figuur draai symmetrisch is kan het figuur om een punt draaien met een hoek die kleiner is dan 360 graden om precies hetzelfde figuur te krijgen.
Herhaal de volgende vierhoeken: parallellogram, trapezium, ruit, rechthoek en vierkant.
In de meetkunde is een vierkant een regelmatige veelhoek met vier gelijke zijden en vier rechte hoeken tussen die zijden. een ruit waarvan een hoek recht is. De andere drie hoeken zijn dan noodzakelijk ook recht. een rechthoek waarvan alle zijden even lang zijn.
Een vierkant is een veelvoorkomend vlak figuur. Vierkanten hebben altijd vier rechte hoeken en vier zijden. De vier zijden van een vierkant hebben dezelde lengte. In sommige vlakke figuren zitten meerdere vierkanten, grote en kleine.
Het vierkant heeft 4 zijden die precies even lang zijn en 4 rechte hoeken. Een vierkant is dus wel een rechthoek, maar niet iedere rechthoek is een vierkant. Een parallellogram is een vierhoek waarvan beide paren van overstaande zijden evenwijdig en even lang zijn.
Een ruit is een bijzonder parallellogram waarin de overstaande zijden niet alleen evenwijdig zijn, maar ook nog gelijk. Een vierkant is niet alleen een bijzondere ruit (gelijke hoeken) maar ook een bijzonder parallellogram (zijden loodrecht op elkaar). Er is dus een duidelijk, meetkundig, verschil.
Deze vierhoek heeft niet alleen vier gelijke zijden maar ook vier gelijke hoeken, die elk 90° zijn (ook wel rechte hoek genoemd).
Een vierhoek is een figuur met vier hoeken. Voorbeelden van een vierhoek zijn een rechthoek, een vierkant en een ruit. Een vierhoek kan draai symmetrisch zijn. Als een figuur draai symmetrisch is kan het figuur om een punt draaien met een hoek die kleiner is dan 360 graden om precies hetzelfde figuur te krijgen.
Een ruit is een bijzondere parallellogram. Alle zijden van een ruit zijn namelijk even lang. De diagonalen staan loodrecht op elkaar, delen de hoeken middendoor en zijn de symmetrieassen van de ruit.
Antwoord. Als een vierhoek 'ruit' genoemd wil worden, dan zullen de vier zijden evenlang moeten zijn.
Een vierhoek heeft bijvoorbeeld 4 hoekpunten en 4 zijden, een vijfhoek heeft 5 hoekpunten en 5 zijden en een zeshoek heeft 6 hoekpunten en 6 zijden. In deze theorie leer je hoe je in vlakke figuren hoeken kunt benoemen, zijden kunt benoemen en wat een diagonaal is.
Bij een ruit zijn alle zijden even lang en de twee paar zijden evenwijdig. Een vierkant heeft altijd vier gelijke hoeken van 90° en vier gelijke zijden die per twee evenwijdig zijn. Een rechthoek en een ruit zijn allebei een trapezium en een parallellogram, maar een rechthoek is geen ruit en een ruit geen rechthoek.
Een ruit is een bijzondere parallellogram. Alle zijden van een ruit zijn namelijk even lang. De diagonalen staan loodrecht op elkaar, delen de hoeken middendoor en zijn de symmetrieassen van de ruit.
Een cirkel is verdeeld in 360 ∘ . Hoeken kun je meten met de gradenboog op je geodriehoek. De gradenboog is een halve cirkel die in 180 ∘ verdeeld is.
Een scherpe hoek is een hoek tussen 0° en 90°.Een rechte hoek is een hoek van 90°.Een stompe hoek is hoek tussen 90° en 180°.Een gestrekte hoek is een hoek van 180°.
Scherpe hoeken zijn kleiner dan 90 graden.Rechte hoeken zijn precies 90 graden.Stompe hoeken zijn groter dan 90 graden.
Een parallellogram is een vierhoek met twee paar evenwijdige zijden. Een rechthoek is een vierhoek met vier gelijke hoeken. Een ruit is een vierhoek met vier gelijke zijden. Een vierkant is een vierhoek met vier gelijke hoeken en vier gelijke zijden.
De schuine zijde wordt ook wel eens de langste zijde, of de hypotenusa genoemd. Bij de stelling van Pythagoras kan je de schuine zijde berekenen wanneer je de 2 rechthoekszijden weet. De stelling wordt vaak aangegeven als a2 + b2 = c2. Hierin zijn a en b de rechthoekszijden en c de schuine zijde.
Een vlieger is orthodiagonaal, dus de diagonalen staan loodrecht op elkaar. Bij een vlieger wordt een van de diagonalen door de andere loodrecht doormidden gesneden. Een vlieger is een raaklijnenvierhoek, en heeft dus een ingeschreven cirkel.
Een gelijkbenige driehoek is een driehoek met (minstens) twee gelijke zijden.
Een hart-figuur (ook wel aardbei of bokaal genoemd) is vaak wat voller aan de bovenkant, met brede schouders en een volle boezem. Het onderlichaam is rechter en slanker van vorm, met rechte heupen en slanke benen.
Een cirkel heeft geen zijden en geen hoekpunten. Een cirkel heeft een middelpunt en een straal.