Met een weerlegging ontkracht je een argument of een standpunt, je maakt dat argument of standpunt onaanvaardbaar/onschadelijk. Een weerlegging is dus sterker dan een tegenwerping/tegenargument, maar de termen worden ook als elkaars synoniem gebruikt.
Soms herken je argumenten aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt. Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.
Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want ik kan niet goed tegen die spanning (waarderend argument). Dan wordt het voor jou belangrijk om te leren omgaan met die spanning (tegenargument), dan ga jij ook graag examen doen (standpunt).
Een tegenargument herken je aan dezelfde signaalwoorden als die waaraan je argumenten herkent: dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want.
Standpunt met geheel van bijbehorende argumenten dat het standpunt ondersteunt (argumenten) of ontkracht (tegenargumenten). Een tegenargument is een uitspraak waarmee een schrijver of spreker een standpunt ontkracht.
Geef op z'n minst 3 argumenten: 2 voor en een tegen die je vervolgens weerlegt. De meeste essays behandelen 5 argumenten, 3 voor en 2 tegen die weerlegd worden. Presenteer in ieder geval altijd meer argumenten voor dan tegenargumenten.
Met een tegenargument of een tegenwerping ontkracht je een standpunt of een argument, je maakt dat standpunt of argument minder aanvaardbaar. Tegenargument en tegenwerping worden tegenwoordig gezien als synoniemen.
Nadat je een aantal alinea's met argumenten geschreven hebt, kun je je tekst nog sterker maken door een tegenargument te geven en deze te weerleggen. Ook dit doe je in een aparte alinea. Je bedenkt je dan waarom iemand het juist niet eens zou zijn met jouw standpunt.
Bij weerleggen gaat het om feiten die al ter discussie staan, en waarin iets moet worden aangetoond met een bewijs. En tegenspreken heeft altijd te maken met je eigen mening of inschatting.
Om een debat te winnen, moet je twee dingen doen: (1) uitleggen waarom jouw argumenten waar en relevant zijn, en (2) uitleggen waarom de argumenten van de andere kant dat niet zijn. In de reactiefase doe je dit door jouw argumenten te versterken en de argumenten van de andere kant te weerleggen.
doet ter zake en ondersteunt je standpunt op een constructieve manier; weerlegt mogelijke tegenargumenten; is belangrijk en dwingend zodat de tegenpartij het niet zomaar naast zich kan neerleggen.
Een mening is wat iemand vindt van iets. Met een mening kun je het eens zijn of oneens. Een mening kun je onderbouwen met argumenten. Een argument geeft aan waarom je een bepaalde mening hebt.
argument, bekrachtiging, bewijsgrond, bewijslast, bewijsmateriaal, bewijsstuk, blijk, getuigenis, proef, proeve, staving, teken. reden (zn) : aanleiding, argument, beweeggrond, beweegreden, drijfveer, grond, motief, motivatie, motivering, oorzaak, verklaring.
Indien iemand bijvoorbeeld een argument geeft tegen de doodstraf dan geeft de persoon - zo zeggen we dan - de reden waarom hij of zij tegen de doodstraf is. Toch zijn de begrippen niet altijd gelijk aan elkaar. Kort samengevat: ieder argument is een reden maar niet iedere reden die gegeven wordt, is een argument.
Een ervaring kan gebruikt worden als een feit. We spreken dan van een empirisch argument. Iemand kan aan het woord gelaten worden die veel van het onderwerp afweet. Er wordt dus een beroep op gezag gedaan.
Objectieve (feitelijke) argumenten kun je altijd controleren op hun juistheid. Subjectieve argumenten niet.
Je noemt de argumenten die je gaat gebruiken om jouw standpunt te onderbouwen. Gebruik hier hooguit vier argumenten die je met een woord of korte zin noemt. Verder vertel je natuurlijk ook of je tegenargumenten gaat behandelen.
Overtuigen (of overreden) is een manier van beïnvloeden. Je zorgt ervoor dat de ander iets van je overneemt: een inzicht, mening, idee of voorstel. Overtuigen is een techniek die je kunt aanleren. Maar alleen als je zelf overtuigd bent van je boodschap, kun je ook overtuigend zijn.