Definitie. De afkorting DCD staat voor Development Coordination Disorder ook wel dyspraxie genoemd of het “clumsy child syndrome”. DCD houdt in dat planning, coördinatie en uitvoering van verschillende motorische handelingen moeizaam worden geleerd en geautomatiseerd.
DCD is een ontwikkelingsstoornis van de coördinatie van bewegingen. DCD staat voor Developmental Coordination Disorder, in het Nederlands vertaald coördinatie- ontwikkelingsstoornis.
Kenmerken DCD
Motorische mijlpalen (omrollen, zitten, kruipen, lopen) worden soms later bereikt. Houdingsveranderingen (bv. van lig naar zit of van zit naar staan) verlopen moeizamer. Spontaan nieuwe bewegingen uitproberen is beperkt.
Bij DCD heeft uw kind veel moeite met leren van taken die met bewegen te maken hebben. Zoals leren zwemmen, leren schrijven of leren gooien met een bal. Daardoor zijn er problemen, thuis, op school, tijdens sporten of met vriendjes. Het is belangrijk dat uw kind blijft oefenen en meer zelfvertrouwen krijgt.
Kan dyspraxie voorkomen worden? De precieze oorzaak van DCD is niet bekend, maar de stoornis wordt in verband gebracht met te vroeg geboren kinderen of kinderen met een laag geboortegewicht. Soms kunnen veranderingen in de hersenen worden waargenomen op een door een arts aangevraagde hersenscan.
Een kind met dyspraxie lijkt vooral onhandig, het lopen gaat moeizaam en ze vallen veel. Een bal gooien of vangen, fietsen, zwemmen en skaten, het lijkt allemaal klungelig en heel moeilijk. Het ruimtelijk inzicht is beperkt. Kinderen vinden het niet prettig in het midden van een ruimte, aan de zijkanten is prima.
Aangeboren oorzaken: Cerebrale Parese (CP) Developmental Coordination Disorder, (DCD) Neuromusculaire aandoeningen.
Uw kind kan alleen behandeld worden of in een groep. In een groep heeft uw kind contact met andere kinderen met DCD. Dit kan goed zijn voor het zelfvertrouwen. Er zijn geen medicijnen die helpen bij DCD.
Dyspraxie is een stoornis bij het verwerken van informatie uit het lichaam, met name uit spieren en gewrichten. Dat leidt tot problemen met zowel de fijne motoriek als de grove motoriek en met motorische vaardigheden.
Een verbale ontwikkelingsdyspraxie (VOD), ook wel spraak- ontwikkelingsdyspraxie (SOD) genoemd, is een (uit)spraakstoornis. Je kind ondervindt: moeite met het plannen, programmeren, coördineren en controleren van de spraakbewegingen (tong, lippen en kaken).
Aanbeveling. De diagnose DCD wordt gesteld door een arts die hiertoe geschoold en competent is (kinderrevalidatiearts, kinderarts, jeugdarts, kinderneuroloog, kinderpsychiater) of door een GZ-psycholoog of orthopedagoog-generalist. De diagnose wordt gesteld met gegevens vanuit een multidisciplinair team.
Om DCD vast te kunnen stellen, moet een arts (meestal is dit een kinderrevalidatiearts) beoordelen of de motorische problemen van het kind voldoen aan alle vier de criteria voor DCD uit de DSM-5. Dit wordt gedaan door het kind te onderzoeken om eventuele andere oorzaken voor de motorische onhandigheid uit te sluiten.
De boosheid verdwijnt, maar als het opstandig en agressief gedrag vaker voorkomt en langer duurt, dan kan er sprake zijn van ODD. Dit is de Engelse afkorting voor Oppositional Defiant Disorder. In het Nederlands vertaald betekent dit Oppositioneel Opstandig gedrag of Oppositioneel-opstandige gedragsstoornis.
Achterstand in de motorische ontwikkeling. Bij een achterstand van de motorische ontwikkeling beweegt het kind minder handig dan leeftijdsgenootjes. Een gevolg kan zijn dat het kind gefrustreerd raakt en niet goed kan meedoen in de klas of bij het spelen.
Voluit geschreven staat McDD voor Multiple complex Developmental Disorder. In het Nederlands is het vertaald als meervoudige complexe ontwikkelingsstoornis. McDD komt op jonge leeftijd al tot uiting. Het kind vindt het heel lastig om met de eigen emoties en gedachten om te gaan.
Soms heeft een kind een probleem in het taalsysteem. Dit kan dysfasie zijn. Dysfasie is een neurologische stoornis in de spraak-taalontwikkeling: het kind begrijpt meestal veel meer van wat anderen zeggen dan het zelf kan zeggen. Dysfasie komt best vaak voor, ook de ernstige vormen.
Dysfatische ontwikkeling is een neurologische spraak-taalontwikkelingsstoornis waarbij het kind veel meer begrijpt van wat anderen zeggen, dan het zelf kan zeggen.
Kenmerken van dyscalculie
Maken veel fouten in een stapsgewijze aanpak van het rekenen. Hebben problemen met de volgorde van de te nemen stappen bij een bepaalde strategie om een rekenopgave op te lossen. Kunnen eerder geleerde rekenkennis moeilijk toepassen bij andere opgaves.
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand ontwikkelen zich (veel) langzamer dan hun leeftijdsgenoten. Ze gaan bijvoorbeeld later rollen, zitten, staan, lopen of praten. Vaak zijn er vanaf de geboorte al (lichamelijke) klachten. Soms wordt een ontwikkelingsachterstand pas later duidelijk.
Kinderen met DCD hebben een achterstand in de ontwikkeling van motorische vaardigheden. Ook hebben ze moeite met het coördineren van hun bewegingen. Hun motoriek ziet er onhandig uit. Er zijn geen aantoonbare medisch-neurologische oorzaken of lichamelijke gebreken (zoals spasticiteit of doofheid) bij DCD.
Cerebrale parese (CP) is een houding- en bewegingsstoornis die veroorzaakt wordt door een beschadiging van de hersenen. Die beschadiging ontstaat voor of tijdens de geboorte of in het eerste levensjaar. Bij mensen met CP functioneert een deel van de hersenen niet of anders.
Dat kan verklaard worden door een vertraagde rijping van het motorische systeem. In de puberteit komt er namelijk extra groeihormoon vrij, waardoor ook de motoriek versneld kan gaan rijpen. Maar dat is helaas niet bij iedereen het geval.” “Bij sommigen is die extreme onhandigheid blijvend.
Dysgrafie is de beperking in het vermogen om te schrijven, zonder dat het kind een cognitieve stoornis heeft. Bij een kind met dysgrafie is het handschrift onleesbaar of slecht leesbaar. Vaak schrijft het kind in een langzaam tempo.
Dyspraxie komt behoorlijk vaak voor. Ongeveer 5 tot 6% van de bevolking zou een vorm van dyspraxie hebben. De ontwikkelingsstoornis treft meer jongens dan meisjes. Het risico op dyspraxie is veel groter bij prematuur geboren kinderen of kinderen met een laag geboortegewicht.