Het protoplasma is alle levende inhoud in een cel.Het protoplasma bestaat uit het cytoplasma, alle organellen, én de celkern. Met andere woorden, al het materiaal dat wordt omsloten door het plasmamembraan. Het is een verouderd begrip en wordt niet meer gebruikt.
De cel bestaat uit het celmembraan met daarin een waterige, stroperige, gelachtige substantie: het cytoplasma (protoplasma). Het cytoplasma bestaat uit cytosol. Cytosol is een vloeistof, die voornamelijk bestaat uit moleculen als water, eiwitten, koolhydraten, mineralen, vetten, suikers en elektrolyten.
In de cel zit een stroperige vloeistof waarin allerlei bolletjes en draadjes te zien zijn als je met een sterke vergroting door de microscoop kijkt. Die vloeistof wordt het celplasma (cytoplasma) genoemd. Het celplasma wordt bij elkaar gehouden door een heel erg dun vliesje (dunner dan een zeepbel).
Cytoplasma of celvocht
In de cel bevindt zich een vloeistof, cytoplasma genoemd, waarin alle celonderdelen liggen. Het cytoplasma is een waterige oplossing van eiwitten, mineralen en suikers, die het inwendige van de cel beschermt.
Deze kernenvelop vormt de grens tussen het protoplasma in de celkern (het karyoplasma) en het protoplasma in het cel (het cytoplasma).
Het protoplasma is alle levende inhoud in een cel. Het protoplasma bestaat uit het cytoplasma, alle organellen, én de celkern. Met andere woorden, al het materiaal dat wordt omsloten door het plasmamembraan. Het is een verouderd begrip en wordt niet meer gebruikt.
Het cytosol maakt het deel uit van het cytoplasma, waartoe ook de verschillende organellen zoals het cytoskelet behoren. Het cytosol is dus een vloeibare matrix waarin de organellen zijn ingebed, en het cytoplasma verwijst naar de hele celinhoud, exclusief de celkern.
In het cytoplasma vinden veel verschillende cellulaire processen plaats. Voorbeelden zijn stofwisselingsroutes, zoals de glycolyse, maar ook mechanische processen zoals opbouw van het cytoskelet. Het cytoskelet is een dynamisch netwerk van vezelige eiwitten die de cel stevigheid en beweeglijkheid geeft.
Het cytoplasma is alles waar een cel uit bestaat, met uitzondering van de celkern, het celmembraan en de celwand. Het cytoplasma is alles waar een cel uit bestaat, met uitzondering van de celkern, het celmembraan en de celwand.
In de schil van cel zit een waterige vloeistof, deze vloeistof wordt ook wel cytoplasma genoemd. In dit cytoplasma zwemmen de organellen rond.
Een vacuole is een blaasje gevuld met vocht, dat omgeven is door een vacuolemembraan (tonoplast) en dat zich in het cytoplasma van een cel bevindt. Dierlijke cellen bevatten vaak geen of weinig kleine vacuolen. Jonge plantaardige cellen bevatten eerst meerdere vacuolen. Deze nemen later water op en verenigen zich.
Cytoplasma, dit is een soort vloeistof die in de cel zit. Celwand, houdt de cel bij elkaar. Vacuole, hier zit vocht (water) in. Celkern, dit bepaalt wat er in de cel gebeurt.
Een celmembraan (dun vliesje) zit om het cytoplasma heen.
In de celkern is vrijwel al het DNA van het organisme opgeslagen. Het DNA regelt de productie van eiwitten, die maken dat het hele organisme kan functioneren: alle erfelijke eigenschappen worden aangestuurd door informatie uit de celkern. Hierdoor wordt de celkern ook wel gezien als het 'controlecentrum' van de cel.
Functie. De nucleolus is voornamelijk gericht op het synthetiseren van ribosoomdelen. Het assembleren van ribosomaal RNA met ribosomale eiwitten is een complex proces waarbij veel enzymen en functionele RNA-moleculen zijn betrokken (met name snoRNA).
Naast organellen vind je in of aan cellen altijd een celmembraan en een cytoskelet, en soms een celwand. Omdat ze niet omsloten worden door een membraan, noemen we ze geen organellen.
Het inwendige van een bacterie bestaat uit cytoplasma met daarin onder andere het DNA. Het cytoplasma wordt omgeven door een celmembraan. Bij de meeste bacteriesoorten zit hier omheen een celwand op basis van peptidoglycaan. Veel bacteriën kunnen om de celwand nog een kapsel, een slijmlaag of een celenvelop hebben.
De buitenste laag van het cytoplasma is het celmembraan, dat ervoor zorgt dat de inhoud van de cel er niet vrij uitstroomt.
Een bacterie is opgebouwd (afb.3.2) uit cytoplasma (celvocht) met daaromheen een membraan . In het cytoplasma bevindt zich een ringvormig DNA-molecuul. Dit ligt los in het celvocht, een kernmembraan ontbreekt.
Alle cellen van alle organismen hebben een cytoplasma, celmembraan en chromosomen. Het cytoplasma (celvloeistof) is waar stoffen van de ene plaats naar de andere plaats gaan in de cel. Het celmembraan is het buitenste randje van het cytoplasma. Alles wat de cel op- en afneemt gaat door het celmembraan.
Het kernmembraan scheidt het kernplasma van het cytoplasma.
Een dierlijke cel is een cel zoals die bij dieren voorkomt. Zo'n cel bestaat van buiten naar binnen uit een membraan en het cytoplasma; een celwand zoals bij bacteriën en bij planten ontbreekt. In het cytoplasma bevinden zich de overige celorganellen zoals golgiapparaat, mitochondriën en het endoplasmatisch reticulum.
Alle bacteriën zijn prokaryoot, een bacterie heeft cirkelvormig DNA wat zich in het cytoplasma bevindt. In het cytoplasma van een bacterie zitten ook nog ribosomen.
Een plantaardige cel is een cel zoals die bij planten en algen voorkomt. Zo'n cel bestaat van buiten naar binnen uit een celwand, een membraan, een laagje cytoplasma en een vacuole: de grote, centrale ruimte die gevuld is met water en opgeloste stoffen.
Het kernmembraan bevat vele poriën waardoorheen materiaal voortdurend wordt getransporteerd. Binnen het kernplasma is een vezelig netwerk van intermediaire filamenten (laminen) ingebed. Dit netwerk, het kernlamina, verstevigt de celkern en is nodig voor de functionaliteit van het genetisch materiaal.