Tweedelig wil zeggen dat een maatsoort twee tellen heeft (of een veelvoud daarvan), terwijl driedelig gebaseerd is op drie tellen. Een driekwartsmaat is dus een voorbeeld van een enkelvoudige driedelige maatsoort, terwijl een vierkwartsmaat een samengestelde tweedelige maatsoort is.
Maatsoorten. Bekende maatsoorten zijn 4/4 (vierkwartsmaat), 3/4 (driekwartsmaat) en 6/8 (zesachtstemaat).
Samengestelde maatsoorten met driedelige of ternaire onderverdeling zijn maten waarvan het bovenste getal van de maatsoort een veelvoud is van drie, dus 6, 9, 12, 15, 18, 24, enzovoorts. Musici tellen deze maten vaak niet per tel, maar per drie tellen.
Enkele voorbeelden van maatsoorten:
Bij deze afbeelding staat de 2 boven en de 4 onder, dit noemen we een 2-kwarts maat. Omdat de 2 boven staat hebben we in iedere maat 2 tellen. En omdat de 4 onder staat duurt de kwart noot 1 tel. Bij deze afbeelding staat de 3 boven en de 8 onder, dit noemen we een 3-achtste maat.
Schrijf het aantal tellen dat elke noot krijgt boven de maat, en tel ze dan bij elkaar op voor de maat. Bijvoorbeeld: als je een kwart noot hebt, een halve noot en een kwart rust, dan heb je vier tellen omdat de kwart noot een tel is, de halve noot twee tellen en de kwart rust een tel.
Als voorbeeld van een maatsoort kijken we naar 2/4, spreek uit: twee-vierde maatsoort. Het cijfer 2 betekent dat hier elke maat twee tellen heeft, en het cijfer 4 betekent dat elke kwartnoot één tel zal duren.
Een maat duurt 9 seconde en de hele noot duurt 8 tellen.
In een nummer dat in vierkwartsmaat staat, zijn er 4 tellen in elke maat. Hopelijk herinner je je dat elke tel overeenkomt met een kwart noot (meestal, in ieder geval wel in vierkwartsmaat). In elke maat passen dus 4 kwart noten, vandaar dat de naam van deze maatsoort “vierkwartsmaat” is.
Leer de betekenis begrijpen van elk cijfer van de maatsoort.
Bij een tweekwartsmaat (2/4) zitten er 2 tellen in een maat, maar je telt nog steeds een kwartnoot per tel. Dus in plaats van 1-2-3-4 te tellen, tel je bij deze maatsoort in hetzelfde tempo 1-2, 1-2.
Een halve noot duurt in een 4/4 maat 2 tellen (volgens het onderste cijfer). Staat er een punt achter, dan komt de helft erbij. De helft van 2 is 1, dus duurt hij in totaal 3 tellen.
De C-sleutel is een teken aan het begin van de notenbalk dat de toonhoogte van de genoteerde noten bepaalt. De noot op de lijn die door het midden van de sleutel loopt is de toon c.
Bij de regelmatige twaalf achtsten maat komen er telkens 12 tellen in iedere maat. De achtste noot is teleenheid. De accenten worden weergegeven door het ">" tekentje. Deze twaalf achtsten maat is samengesteld en bestaat uit 4 groepjes van 3.
We gebruiken de eerste 7 letters van het alfabet om de muzieknoten een naam te geven: A, B, C, D, E, F en G. Als je die op een piano speelt, gebruik je de witte toetsen, en die noemen we de stamtonen. In het rijtje A B C D E F G klinkt A het laagst, en G het hoogst.
Als we van de achtste noot weer twee keer zo klein gaan, krijgen we een zestiende noot die maar een kwart tel lang is (er passen vier van deze noten in één tel). De zestiende noot heeft twee vlaggetjes aan de stok.
Een onregelmatige maatsoort is een samengestelde maatsoort waarin je telt in verschillende groepjes. Bijvoorbeeld een groepje van drie en een groepje van twee. Een 5/4 maat zal meestal gebruikt worden wanneer de muziek wat langzamer gaat.
Het ritme is de afwisseling van korte en lange noten binnen de maat. De maat kan je meetellen en vorm de basis onder je muziek. Je kunt het zien als een soort beat die het nummer ondersteunt. Het tempo en de maat zijn dus iets anders dan het ritme.
Een kwartnoot heeft duur 240, een achtste 120 een triool op achtsten 90 enz. het gaat hier dus om de tweede achtste noot van de derde tel van maat 12, tel 3. Maatnummers worden op de notatiebalk altijd weergegeven in de actieve partij, ongeacht de instellingen.
De muziek waarop een Engelse wals wordt gedanst heeft een driekwartsmaat en standaard tussen de 28 en 30 maten per minuut. Kenmerkend bij het dansen is het romantische en langzame karakter en het rijzen op tel twee tot een “hoogtepunt” op tel drie waarop alweer de daling ingezet wordt.
Het aantal tellen in de maat. Een vierkwartsmaat heeft vier tellen in de maat: de meeste popmuziek heeft vierkwartsmaten. Een driekwartsmaat heeft dus drie tellen in de maat: een wals (123, 123) is een typisch voorbeeld.
Opmaat = een onvolledige maat aan het begin van een muziekstuk. Neermaat = de laatste maat van een muziekstuk dat begonnen is met een opmaat.
Er zitten 3600 seconden in een uur. Je gaat van het bekende uit en je rekent vervolgens verder om achter je antwoord te komen. Elke minuut bevat 60 seconden, elk uur bevat 60 minuten.
Een halve noot staat tot een kwartnoot als 2:1 in tijdsduur. Er passen dus twee kwartnoten in één halve noot. Er passen dus ook vier kwartnoten in een hele noot. Een kwartnoot staat tot een achtste noot als 2:1 in tijdsduur.