Onbepaalde voornaamwoorden verwijzen, anders dan andere voornaamwoorden, niet naar specifieke personen of zaken. Het zijn algemene verwijzingen, waarbij het aantal of de identiteit van iets of iemand niet nader gespecificeerd wordt.
'Het' is alleen een onbepaald voornaamwoord als dat woord niet echt naar iets verwijst. Bijvoorbeeld in deze zinnen: Het sneeuwt. Het is mistig.
Het betrekkelijk voornaamwoord die verwijst naar de-woorden; dat naar het-woorden, ongeacht het biologisch geslacht. Naar het-woorden die personen aanduiden (meisje, mannetje, vrouwtje, ventje, neefje, nichtje, familielid, Tweede Kamerlid enzovoort), wordt met dat verwezen.
Onbepaald voornaamwoord
Ze verwijzen naar iets vaags. Dat kunnen personen of dingen zijn. Onbepaalde voornaamwoorden zijn onder andere:iets, niets, iemand, niemand, men, niets, ieder(een), enkele, andere(n), alles.
Voorbeelden van onbepaalde voornaamwoorden zijn alles, andere(n), elk, ieder, iedereen, iemand, iets.
Methode. Een onbepaald voornaamwoord wordt gebruikt om iets niet-concreets aan te duiden, dus verwijst niet naar specifieke personen of dingen. De onbepaalde voornaamwoorden die in onze taal regelmatig voorkomen zijn: iets, niets, alles, iedereen, iemand, niemand, andere(n), elk(e) en ieder(e).
De Algemene Nederlandse Spraakkunst vermeldt: “Omdat is redengevend en oorzaakaanduidend; doordat kan niet gebruikt worden voor zinnen die duidelijk redengevend zijn.” De woordenboeken geven dit ook al decennialang zo aan.
Als het woord verwijst naar een hele zin of gebeurtenis, gebruik je wat. Als je in plaats daarvan dat gebruikt, krijgt de zin een andere betekenis. Kijk maar eens naar deze voorbeelden: We hebben een broertje gekregen, wat we allemaal heel leuk vinden.
Als dat en die als betrekkelijk voornaamwoord worden gebruikt, verwijst dat in de regel naar enkelvoudige het-woorden, en verwijst die naar enkelvoudige de-woorden en naar meervoudige woorden.
Een lidwoord staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt daarvan de bepaaldheid uit. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een is het onbepaald lidwoord: het duidt iets aan wat nog niet nader bekend is op het ogenblik dat er het eerst over wordt gesproken. Martha heeft een tekening gemaakt.
onbepaald zelfstandig naamwoord o
(grammatica) een zelfstandig naamwoord dat niet naar een specifieke zaak verwijst. In de zin "De jongen heeft een fiets." is fiets een onbepaald zelfstandig naamwoord en verwijst niet naar een specifieke fiets. Het woord fiets wordt dan voorafgegaan door een onbepaald lidwoord.
Een onbepaald voornaamwoord is een voornaamwoord dat verwijst naar iets vaags. Dat kan zowel een persoon of een ding zijn. Voorbeelden van onbepaalde voornaamwoorden zijn 'iets', 'iemand' 'alles', 'men' en 'iedereen'. Het woord 'wat' is alleen een onbepaald voornaamwoord als je 'wat' in de zin kan vervangen door iets.
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een lidwoord (of: artikel) staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt daarvan de bepaaldheid uit: de en het zijn bepaalde lidwoorden (of: lidwoorden van bepaaldheid); een is het onbepaald lidwoord (of: lidwoord van onbepaaldheid).
Het verschil tussen een wederkerend en wederkerig voornaamwoord zit hem in de manier waarop ze gebruikt worden. Zo verwijst een wederkerend voornaamwoord bijna altijd terug naar het onderwerp van een zin, terwijl een wederkerig voornaamwoord juist een wederzijdse relatie of handeling tussen twee personen uitdrukt.
Alles, al, (zo)iets, iets en niets/niks zijn onbepaalde voornaamwoorden.
naar iets of iemand anders wijzen of sturen.
Verwijswoorden zijn woorden die (terug) verwijzen naar iets wat al eerder genoemd is, of vooruit wijzen naar een woord dat nog komen gaat. Het woord waar verwijswoorden naar verwijzen noem je een antecedent.
Verwijswoorden zijn woorden die verwijzen naar eerder (of heel soms later) genoemde woorden. De woorden waarnaar verwezen wordt, noem je antecedenten. Voorbeelden van verwijswoorden die verwijzen naar personen zijn: 'hij', 'zij', 'ze', 'hem', 'haar' en 'zijn'.
Een zin mag beginnen met omdat. Zinnen die beginnen met omdat zijn iets informeler. Voor zakelijke teksten zijn ze meestal wat minder geschikt. Het onderschikkend voegwoord omdat verbindt een hoofdzin met een ondergeschikte bijzin van reden of oorzaak.
Daardoor geeft alleen een oorzaak, net als doordat. Daarom geeft een reden (omdat) en kan ook gebruikt worden als het onderscheid oorzaak-reden er niet toe doet (zie ook doordat / omdat).
Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat.
Tot de onbepaalde hoofdtelwoorden rekent men onder meer alle, enige, sommige (deze worden ook wel onbepaalde voornaamwoorden genoemd), veel en weinig. Als onbepaalde rangtelwoorden zijn te beschouwen: laatste, middelste, hoeveelste en zoveelste.
Onbepaald voornaamwoord
Het ging er volgens hem destijds heel anders aan toe dan nu. 'Mijn rugzak woog wel 20 kilo, en nu loopt iedereen met dat ultralichte spul.
Onbepaalde voornaamwoorden zijn onder andere: iets, niets, iemand, niemand, alles, men, wat elk, ieder(een).