Met een isolatiemeter kan de weerstand gemeten worden met een hogere spanning dan die van een multimeter. Deze isolatieweerstandmeter of isolatietester meet op een spanning van bijvoorbeeld 500 of 1000 volt, zo komen zelfs de kleinste lekken voor de dag.
Met de isolatietester bepaalt u zelf de testspanning en het apparaat meet de stroomsterkte.Via de Wet van Ohm (R = U/I) kan de meter dan de isolatieweerstand bepalen. De isolatieweerstand meet u altijd tussen een geleider en de aarde.
Een isolatiemeter is een handig, draagbaar meetinstrument, voor de bepaling van de isolatieweerstand, gelijkspanningen, wisselspanningen en voor het uitvoeren van continue metingen.
Met behulp van de isolatieweerstandsmeting wordt getest of de ohmse isolatieweerstand boven de grenswaarde ligt die in de norm is vastgelegd. De test wordt uitgevoerd om te controleren of er te hoge lekstromen optreden ten opzichte van de aarde of tussen elektrische leidingen.
Uitvoeren van de meting met een megger
- Plaats 1 meetpen op het metalen gestel en de andere op de ene poot van de stekker, vervolgens op de andere poot en tot slot op de randaarde. - Het meten van de isolatieweerstand moet altijd geschieden met de schakelaar van het te meten toestel in de "IN" stand.
gemeten door het toestel
Typisch voor 230/400 V circuits (uitgezonderd SELV en PELV) verplicht de IEC 60364-6 norm dat de isolatieweerstand gemeten wordt met een testspanning van 500 V d.c. en de minimum aanvaardbare waarde is 0.50 MΩ.
Een isolatiemateriaal heeft altijd een specifieke Rd-waarde, uitgedrukt in m2K/W. Deze kun je berekenen door dikte van het isolatiemateriaal te delen door de lambdawaarde. Hoe hoger de uitkomst, des te beter is de warmteweerstand en de isolatiewaarde. Hoe hoger de Rd-waarde des te beter is de isolatiewaarde.
Meting van de isolatieweerstand levert informatie op over de toestand van het diëlektricum dat de onder spanning staande kabels scheidt van elkaar en van de aarde, zowel in elektrische apparaten als in elektriciteitsnetwerken.
In de ideale situatie heeft aarding een weerstand van 0 Ohm. Omdat dit echter nooit helemaal te realiseren is, mag dat vanuit veiligheidsoverwegingen maximaal 30 Ohm zijn.
Enerzijds vormt de isolatieweerstand de basis voor de bescherming van personen en installaties, anderzijds dient hij als een belangrijke indicator voor de kwalitatieve staat van een elektrische installatie.
De meest voorkomende oorzaak van lekstroom is een fysiek lek van de fase of de nul naar aarde door vocht of een slechte isolatie, maar kan ook veroorzaakt worden door harmonischen. Met lekstroomtangen kunt u door de fase en nul tegelijkertijd te meten of alleen de aarddraad te meten, de lekstroom opsporen.
Hoe weerstand meten met een multimeter
De ohmmeter meet weerstand. Zet de meter op stand ohm en meet in parallel. Sluit de zwarte meetprobe aan op de COM-ingang. De rode meetprobe sluit je aan op de '+'-ingang.
Meggeren is een werkwoord dat is afgeleid van het meten van de weerstand die isolatiemateriaal biedt tegen elektrische stroom met behulp van een isolatieweerstandsmeter (van het merk Megger).
Pak een multimeter en meet op je stopcontact tussen fase en randaarde; je moet dan ongeveer 230 volt meten. Meet vervolgens tussen fase en nul en je moet hetzelfde meten. Meet je tussen nul en randaarde moet je (bijna) nul volt meten. Meet je dit niet dan is de randaarde niet aangesloten.
De weerstand van een aardpen kan gemeten worden met een weerstandsmeter. Het is belangrijk dat de weerstand niet te hoog is, bij woningen is dit vaak 166 Ohm.
Volgens het AREI mag de aardingsweerstand bij een huishoudelijke elektrische installatie maximaal 30 Ohm bedragen. Om je elektrische installatie vlot te laten keuren, zal je de aarding dus zo moeten plaatsen dat je aardingsweerstand onder de 30 Ohm ligt.
Om de lekstroom te meten kan je een ampere meter (multimeter) tussen je aarde draad plaatsen. Je meet dan de stroom die dus via je je apparaten lekt naar de aarde. Je kan heel makkelijk meten welke apparaten er lekken door ze in of uit te schakelen.
Bij de impedantie meting worden enkele electroden aangebracht op de huid.Er wordt vervolgens een zeer lage dosis, niet voelbare, electrische stroom gemeten. Door de verschillen in geleiding tussen vetweefsel, spierweefsel en vocht, kan men een idee krijgen van de vet- en spiermassa in het lichaam.
In Nederland is daarom beslo- ten dat de isolatieweerstand ook tussen de fasen onderling moet worden gemeten (NEN 1010 bepaling 61.3.3). De waarde van de isolatieweerstand moet bij nieuwe laagspanningsinstalla- ties tot een spanning van 500 V minimaal 1,0 MΩ zijn.
Hoe dikker de isolatielaag, hoe beter uw huis geïsoleerd is. Een isolatielaag van vier centimeter of minder is minimaal. Bij een isolatielaag tussen de vijf en zeven centimeter heeft u een matige isolatie, acht tot en met twaalf centimeter is goede isolatie en bij 13 cm of meer heeft u een zeer goed geïsoleerd huis.
Controleer of je woning geschikt is voor spouwmuurisolatie door de dikte van de buitenmuur te meten. Dit doe je het beste bij een voor- of achterdeur. Als deze minder dan 24 cm dik is, dan heeft je woning zeker geen spouwmuur. Is de muur meer dan 24 cm, dan kan er mogelijk geïsoleerd worden.
Een muur isoleert beter dan het allerbeste kozijn en het beste isolatieglas. We hebben in Nederland nooit veel aandacht gehad voor isolatie. Jarenlang hebben we veel warmte die we opwekten, laten vervliegen en ontsnappen.