Dysfatische ontwikkeling is een neurologische spraak-taalontwikkelingsstoornis waarbij het kind veel meer begrijpt van wat anderen zeggen, dan het zelf kan zeggen.
Soms heeft een kind een probleem in het taalsysteem. Dit kan dysfasie zijn. Dysfasie is een neurologische stoornis in de spraak-taalontwikkeling: het kind begrijpt meestal veel meer van wat anderen zeggen dan het zelf kan zeggen. Dysfasie komt best vaak voor, ook de ernstige vormen.
Dit is vaak erfelijk bepaald. Bij niet-specifieke taalontwikkelingsstoornissen verloopt de taalontwikkeling vertraagd of afwijkend als gevolg van of in combinatie met een ander probleem, zoals een verminderd gehoor, moeite met de contactname of een verstandelijke beperking.
De wijze van diagnose van een spraakstoornis hangt af van het type spraakstoornis (stotteren, dysarthrie, verbale ontwikkelingsdyspraxie, verbale apraxie, stemstoornissen ...). In de meeste gevallen zal een logopedist en/of arts betrokken zijn bij de diagnosestelling.
Om een diagnose te kunnen stellen, worden verschillende onderzoeken gedaan door verschillende specialisten met een ander expertisegebied: een uitgebreid taalonderzoek (logopedist) een onderzoek naar de verstandelijke mogelijkheden (psycholoog of orthopedagoog) een neurologisch onderzoek (kinderneuroloog)
Bij een taalstoornis kan iemand zijn gedachten niet meer omzetten in woorden, zinnen en een verhaal; er kunnen problemen zijn met het begrijpen van gesproken en geschreven taal. Een spraakstoornis betreft alleen de spraak: woorden en zinnen worden niet goed of niet duidelijk uitgesproken.
Bijna altijd is er na het ontstaan van afasie enig spontaan herstel van de taal. Zelden of nooit is dat herstel volledig. Toch is er met veel oefenen, telkens weer proberen en volhouden vaak enige verbetering te verkrijgen.
TOS is een taalstoornis die aangeboren is of is ontstaan in de eerste twee levensjaren. De stoornis wordt veroorzaakt door (nog) niet aantoonbare problemen in de hersenen. Bij TOS zijn er problemen in de taalvaardigheid en in de spraak. Dit heeft invloed op het begrijpen van taal en/of het spreken.
Ontwikkelingsdysfasie of kortweg dysfasie is een neurologische spraaktaalstoornis. Het is een aangeboren en hardnekkige stoornis in het verwerven van de mondelinge taal. Dysfasie is niet het gevolg van een gehoorstoornis, een verstandelijke beperking, emotionele problemen of onvoldoende taalaanbod.
- ongeveer 3% van de bevolking aan dysfasie lijdt. Het risico op een taalachterstand is groter wanneer ook andere familieleden taalproblemen hebben.
Er zijn 2 soorten taalstoornissen. Stoornissen die ontstaan bij het leren van taal door kinderen (taalontwikkelingsstoornissen). Deze komen het meest voor. En er zijn stoornissen die later ontstaan, bijvoorbeeld door hersenletsel.
Een verbale ontwikkelingsdyspraxie (VOD), ook wel spraak- ontwikkelingsdyspraxie (SOD) genoemd, is een (uit)spraakstoornis. Je kind ondervindt: moeite met het plannen, programmeren, coördineren en controleren van de spraakbewegingen (tong, lippen en kaken).
Wat is dyspraxie? Dyspraxie of DCD (developmental coordination disorder) is een (neurobiologische ontwikkelings-) stoornis van de motoriek, die niet verwant is aan lichamelijke stoornissen zoals cerebrale parese of stoornissen van de intelligentie zoals een geestelijke beperking.
Developmental Coordination Disorder of DCD is een coördinatie-ontwikkelingstoornis. Kinderen met DCD hebben een achterstand in de ontwikkeling van motorische vaardigheden en moeite met het coördineren van bewegingen.
Bij een dysartrie kan men de woorden en zinnen wel formuleren, maar worden ze niet goed en duidelijk uitgesproken. Ook het ademhalen kan bij een dysartrie bemoeilijkt worden en de stem kan anders klinken. De communicatie bij mensen met dysartrie is gestoord, omdat ze moeilijk te verstaan zijn.
De richtlijn neuropsychologische revalidatie vermeld dat apraxie, net als afasie, vaak voorkomt na een CVA aan de linkerkant van de hersenen.
niet of moeilijk uit jezelf met een handeling of activiteit kunnen beginnen. dingen in een verkeerde of omgekeerde volgorde doen, zoals sokken over je schoenen aantrekken. delen van een handeling vergeten, zoals je schoenen aantrekken zonder de veters te strikken.
Kinderen die een taalontwikkelingsstoornis (TOS) hebben of slechthorend, doof of doofblind zijn, hebben recht op passend onderwijs. 'Regulier als het kan, speciaal als het moet', zegt de Wet passend onderwijs.
De definitie van TOS is als volgt: 'Een TOS wordt gedefinieerd als een beperking in taalbegrip en/of taalproductie waarbij de taalproblemen niet kunnen worden verklaard door aantoonbaar hersenletsel, intelligentieproblemen, gehoorverlies, lichamelijke problemen of sociaal-emotionele problemen.
Een blootstellingsachterstand kan een kind nog inhalen; een taalstoornis blijft. Ongeveer 75% van de kinderen die op 5-jarige leeftijd een diagnose TOS heeft, heeft die diagnose op 12-jarige leeftijd nog steeds. Kinderen met TOS vormen een gevarieerde groep.
Kinderen met een TOS laten bijvoorbeeld nooit repeterend of compulsief gedrag zien, terwijl dit kenmerkend is voor ASS. In haar lezing onderscheidt Ingrid Feiter sociale communicatieve taalvaardigheden van pragmatische taalvaardigheden.
Opvallend veel kinderen met TOS hebben ook dyslexie. Dyslexie is een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau. TOS en dyslexie zijn allebei taalstoornissen, maar de eerste uit zich in de mondelinge taal, terwijl de andere betrekking heeft op de schriftelijke taal.
Regelmatig een oorontsteking: kinderen die vaak een oorontsteking hebben, kunnen ook een taalachterstand ontwikkelen omdat ze met periodes minder goed horen en dus minder taal meekrijgen. Taal horen is essentieel voor de taalontwikkeling. Er is weinig taalaanbod: kinderen leren taal door het heel veel te horen.