Kinderen en adolescenten die snel boos, angstig of verdrietig zijn, lopen een groter risico op het krijgen van een depressie. Andere risicofactoren zijn een naar binnen gekeerde houding, een geringe mate van autonomie, een lage zelfwaardering en de neiging negatief over zichzelf te denken bij tegenslag.
Depressiegevoelige tieners zijn al kwetsbaarder, bijvoorbeeld omdat ze faalangstig of verlegen zijn, of een verlies of andere nare ervaring hebben gehad. Een andere risicofactor is een ouder met depressieve klachten.
Er is niet één speciale oorzaak voor het ontstaan van een depressie. Het is bijna altijd het gevolg van een combinatie van biologische, sociale en psychische factoren. Erfelijkheid is de belangrijkste natuurlijke (biologische) factor. In sommige families komen depressies vaker voor dan in andere.
Met een depressie ben je somber, kan niets je opvrolijken en niets interesseert je meer. Je voelt je leeg en futloos. Een dipje heeft iedereen wel eens. Bijvoorbeeld door teleurstelling, narigheid in je familie, of gewoon zomaar.
Onder jongeren van 16 tot 20 jaar komt depressie met ruim 12 procent het meeste voor; dat was in 2021 nog 10 procent. Van de jongeren van 12 tot 16 jaar heeft 5 procent naar eigen zeggen in het afgelopen jaar minstens zes maanden een depressie gehad; in 2021 was dat 5,6 procent.
Lichamelijke klachten zijn vaak maagpijn, rugpijn, hoofdpijn, hoge bloeddruk of hyperventilatie. Thuis of op school is je kind waarschijnlijk afwezig en ongeïnteresseerd. Om van het ellendige gevoel af te komen, kan een jongere zichzelf bijvoorbeeld willen verdoven met drugs.
Depressies kunnen zeer ingrijpende gevolgen hebben voor de persoon en hun omgeving. Naast het psychisch lijden en de beperkingen in het sociale leven van de cliënt, hebben depressies vaak grote gevolgen voor relaties. Partners kunnen overbelast worden of de relatie met de kinderen raakt mogelijk verstoord.
Ongeveer 3% van de kinderen onder de 13 jaar lijdt aan een depressie. Depressie neemt toe met de leeftijd; in de leeftijdsgroep 13 tot 18 jaar lijdt ongeveer 5% van de jongens en 6% van de meisjes aan depressie.
Een jongere met een depressie heeft de neiging zich te isoleren. Sommigen gaan blowen of drinken. Ook piekeren, faalangst, besluiteloosheid en gevoelens van wanhoop komen veel voor. Een depressie gaat ook samen met lichamelijke klachten, zoals vermoeidheid, gebrek aan energie, hoofdpijn en vage buikklachten.
Als je puber zo depressief is dat je inspanningen niet helpen, is het verstandig om hulp in te schakelen. Ga naar de huisarts of psychiater. Die onderzoekt je puber en bekijkt welke behandeling passend is en of een doorverwijzing naar de GGZ nodig is. Medicatie is in de meeste gevallen niet nodig.
Naast gevoelens van somberheid kunnen ook gevoelens en gedachten van leegte, onmacht en minderwaardigheid een signaal zijn. U voelt zich bijvoorbeeld onzekerder dan voorheen en er is een toename van twijfels en besluiteloosheid. Emotionele onevenwichtigheid wordt ook wel gezien als een voorteken.
Het is volkomen normaal dat je daar allerlei gevoel bij hebt: verdriet, angst, woede, somberheid. Als je die dingen ervaart, weet je vaak waar ze mee te maken hebben en het gevoel komt en gaat. Je kunt erover praten, je kunt erom huilen soms misschien een beetje lachen, er zit beweging in.
Kenmerkend voor een depressieve stoornis is rusteloosheid, somberheid, concentratieproblemen en een verminderd gevoel van eigenwaarde. Iemand die depressief is, beleeft nergens meer plezier aan en heeft weinig energie om iets te ondernemen.
Je puber mag dan lui lijken, de waarheid is dat hij er niets aan kan doen. Het is de schuld van zijn hersenen. In de puberteit vinden namelijk de grootste veranderingen in de hersenen plaats. Vooral in het gebied waar de plannings- en controlefuncties zitten.
Over het algemeen is ongeveer 40% van een depressie verantwoord vanuit een genetische aanleg. De overige 60% komt van omgevingsfactoren. Hieruit kan er worden opgemaakt dat depressie inderdaad wel beïnvloed wordt door erfelijkheid. Dit hoeft alleen niet perse met iemand zijn genen of chromosomen te maken hebben.
Sommige mensen hebben aanleg, anderen zijn door omstandigheden beïnvloed, maar meestal is het van alles wat. Het is niet eenvoudig om dé oorzaak van een depressie op te sporen. Het belangrijkste is natuurlijk, dat degene die een depressie heeft, op een goede manier de weg terug vindt naar een prettiger leven.
Depressie is bij jongeren vaak lastig te herkennen. Is het puberaal gedrag of is er meer aan de hand? Jaarlijks heeft 1 op de 5 jongeren last van psychische problemen zoals angst en depressie en maakt naar schatting 1 op de 22 een depressie door.
Een depressie kan ook voorkomen bij jongere kinderen. Van kinderen tussen de zes en twaalf jaar heeft 1 à 2% een depressie.
U vindt het moeilijk om zich te concentreren, u merkt dat het denken langzamer gaat. U vindt met moeilijk om beslissingen te nemen. U bent onrustig (of anderen zien aan u dat u onrustig bent), of juist heel traag in uw beweging. Als u in de spiegel kijkt ziet u weinig emoties in uw gezicht.
Depressie is nog ingrijpender dan een burn-out. Een depressie heeft invloed op heel je leven en op jou als gehele persoon. Je ziet nergens nog de zin van in, je verliest alle interesse en je wilt je volledig terugtrekken. Een depressie kan helemaal losstaan van situaties die je eventueel stress bezorgen.
Mensen hebben een sombere kijk: het glas is altijd leeg of halfleeg. Mensen hebben het gevoel dat alles hopeloos is. Ze zijn ook vaak vermoeid, ze liggen veel op bed of op de bank. Anderen hebben een 'aangejaagde depressie', die kunnen niet stilzitten en hebben slaapstoornissen.”
Een lichte depressie kan vanzelf over gaan. Ongeveer de helft van de mensen met een depressie herstelt binnen 3 maanden. Maar een depressie kan ook chronisch worden. Een chronische depressie en werken gaan meestal niet samen met langdurige uitval tot gevolg.
Dat huilen therapeutische waarde heeft, lijkt te worden weerlegd door het feit dat mensen met een depressie als ze huilen eigenlijk nooit rapporteren dat ze zich opgelucht voelen. Mensen die psychisch gezond zijn rapporteren dat in ongeveer de helft van de gevallen wel.