Program-stand (de P-stand)In deze programmeerstand kun je de ISO-waarde aanpassen terwijl de camera automatisch de best passende sluitertijd en het diafragma kiest. Eventueel kun je de combinatie van de gekozen sluitertijd en het diafragma aanpassen.
P (Program Auto) (Programmeren automatisch): hiermee kunt u opnamen maken waarbij de belichting automatisch wordt aangepast (zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde (F-waarde)). U kunt ook verschillende instellingen kiezen via het menu.
P – Programmamodus
De "P"-modus betekent Program. De camera kiest uw sluitertijd en F-stop. Let op: u moet nog steeds uw ISO en vele andere instellingen kiezen, zoals witbalans, kleurstijl, etc.
De A of AV-stand staat voor diafragma voorkeuze. Dat betekent letterlijk dat als jij de camera op de A of AV stand zet, jij de diafragma bepaalt en je camera doet dan de rest (sluitertijd en ISO). De S of TV-stand staat voor de sluitertijd voorkeuze.
A-stand/Av-stand
In deze stand kun je handmatig het diafragma instellen en de camera kiest vervolgens de sluitertijd die daar het beste bij past, afhankelijk van de hoeveelheid licht wat op de sensor valt. Deze stand heet bij een Canon camera 'Aperture Value' en wordt afgekort naar Av-stand.
Uitleg van de F-stop.
De F-stopinstelling, of het F-getal, helpt je niet alleen de juiste belichting te krijgen, maar bepaalt deels ook de uitstraling van je foto, omdat het F-getal de scherptediepte bepaalt.
U kunt een aantal testopnames maken om dit te bepalen, maar als vuistregel geldt dat het optimale diafragma doorgaans 2 stops of zo smaller is dan het maximale diafragma van de lens . Met een f/2-lens zou bijvoorbeeld een diafragma rond f/4 de scherpste resultaten over het hele frame moeten opleveren. Voor een f/2.8-lens probeert u rond f/5.6.
Wat is de beste hoek om een foto te nemen? In bijna alle gevallen zijn de beste camerahoeken 3 inch hoger dan de hoogte van uw ogen (naar beneden gericht naar u toe), omdat ze het gezicht slanker kunnen maken. In sommige gevallen kunt u indien nodig hoger gaan.
Diafragmavoorkeuze (de Av- of A-stand)
Bij een laag getal zoals f/2.8 is je onderwerp scherp en de achtergrond zacht en onscherp. Zo komt je onderwerp mooi 'los' in een foto. Wil je juist meer scherpte in het beeld hebben (zoals bij landschapsfoto's), dan is een hoger diafragma-getal zoals f/11 een goede optie.
Het verschil tussen de programmamodus en de volautomatische modus is dat in de programmamodus alleen de belichting automatisch plaatsvindt, terwijl andere camera-instellingen (bijvoorbeeld de opnamemodus, belichtingscompensatie, flitser) handmatig kunnen worden ingesteld. In de volautomatische modus verloopt alles automatisch.
P ( geprogrammeerd automatisch )
In deze modus past de camera automatisch de sluitertijd en het diafragma aan volgens een ingebouwd programma om optimale belichting te garanderen in de meeste situaties. U hebt ook de mogelijkheid om verschillende combinaties van sluitertijd en diafragma te kiezen zonder de belichting te wijzigen ("flexibel programma").
Dus als een grove richtlijn, over het algemeen wanneer u te maken hebt met bewegende onderwerpen, kan sluitertijd een betere modus zijn om te selecteren. Maar wanneer sluitertijd geen probleem zal zijn, dan kunt u diafragmaprioriteit selecteren .
Handmatige stand M: handmatig instellen
In de handmatige stand ben jij de baas over je camera. Je moet alles zelf instellen. Pas jij de sluitertijd aan, dan zal de camera niet automatisch een bijpassend diafragma kiezen voor een goede belichting. Dat moet je zelf doen door zelf naar je lichtmeter te kijken.
In tegenstelling tot de sluiterprioriteitsmodus (Tv-modus) levert de diafragmaprioriteitsmodus doorgaans betere resultaten op, omdat de camera nauwelijks beperkingen heeft bij het instellen van de beste sluitertijd. Daarom is dit een van de populairste cameramodi in de fotografie en een draaiknopmodus die veel wordt gebruikt door professionele fotografen.
P (Programma Auto)
De camera stelt automatisch het optimale diafragma en de sluitertijd in op basis van de lichtomstandigheden . In tegenstelling tot de "iAUTO"-modus kunnen [Camera Menu]-instellingen zoals witbalans en ISO-gevoeligheid worden gewijzigd.
Een goede vuistregel is om minimaal een sluitertijd aan te houden van 1 / brandpuntsafstand. Als je dus fotografeert met een 50mm lens, dan zorg je voor een sluitertijd van minimaal 1/50 sec. Diafragma – Ook de diafragma keuze heeft invloed op de scherpte in jouw foto.
1 Plaats uw camera op een ongebruikelijke plek
De meeste foto's worden genomen vanuit een staande positie, dus als u uw camera laag bij de grond of hoog houdt, kan dat resulteren in een origineler gezichtspunt. Om het nog verder te brengen, zijn er misschien meer ongebruikelijke plekken waar u uw camera kunt krijgen, zelfs als u er zelf niet kunt komen.
Kin naar voren en naar beneden
Doe in plaats daarvan dit: terwijl je jezelf omhoog tilt met een lange nek, duw je je kin naar voren en naar beneden. Dit zal een mooie kinlijn creëren.
Het camerastandpunt is de plaats waar de camera staat én de hoek ervan ten aanzien van het gefilmde. Met een standpunt op ooghoogte bedoelt men de ooghoogte van het object, niet de ooghoogte van de cameraman. De plaats van de camera kan laag of hoog zijn en doet de lijn van de horizon stijgen of dalen.
De camerahoek markeert de specifieke locatie waarop de filmcamera of videocamera is geplaatst om een opname te maken . Een scène kan vanuit meerdere camerahoeken tegelijk worden opgenomen.
Bij een knee shot wordt er vanaf de knie gefilmd.
Een heel algemene vuistregel is: gebruik diafragma's tussen circa f/2.8 en f/8 voor portretten waarbij de achtergrond onscherp moet zijn. Gebruik een diafragma tussen circa f/11 en f/22 voor landschappen waarbij je alles vanaf de voorgrond tot aan de verre horizon scherp wilt laten overkomen.
Normaal gesproken wilt u uw diafragma instellen tussen f11 en f16 om meer van uw foto scherp te krijgen. Alles wat groter is dan dit, f1.4 - f5.6, zal de voorgrond vervagen en alles wat kleiner is (f18-f32) zal de hele foto verzachten.
In het objectief van je camera vind je een verstelbare opening. Deze opening wordt het diafragma genoemd. Door de opening groter of kleiner te maken, bepaal je hoeveel licht er op de sensor van de camera valt. Als je een foto maakt, kun je aan de f-waarde zien hoe groot of klein het diafragma op dat moment is.