Deze formule kan je ook gebruiken om de omtrek te berekenen. Als je weet wat de diameter is, gebruik je de formule: diameter * pi = omtrek. Soms wordt de formule ook anders gebruikt: omtrek = pi * 2 straal. Hierbij wordt in plaats van de diameter 2 keer de straal gebruikt.
Formule. De formule voor de omtrek C van een bol met straal r is: C = 2πr .
De formule voor de inhoud van een bol is V = 4/3 πr³.
Meet de lengte. Meet de breedte. Omtrek = twee keer lengte plus twee keer breedte. Voorbeeld: de omtrek van een grasveld van 12 m lang en 5 m breed = (2x12 + 2x5) = 34 m.
De diameter (in België ook doormeter) van een cirkel, cilinder of bol is de lengte van de rechte lijn die kan worden getrokken tussen twee punten op de bol of de cirkel en door het middelpunt hiervan. Deze lengte is de grootst mogelijke afstand tussen twee punten op bol of cirkel.
De langste rechte lijn die door het midden van de bol gaat, wordt de diameter van de bol genoemd. Deze is twee keer zo lang als de straal van de bol.
Als je weet wat de diameter is, gebruik je de formule: diameter * pi = omtrek. Soms wordt de formule ook anders gebruikt: omtrek = pi * 2 straal. Hierbij wordt in plaats van de diameter 2 keer de straal gebruikt.
Er is geen rechtstreeks verband tussen de oppervlakte en de omtrek van een figuur. Twee verschillende figuren kunnen dezelfde omtrek hebben en verschillende oppervlakten of dezelfde oppervlakte en verschillende omtrekken.
Wat is de formule voor omtrek? De totale lengte van de grens van een gesloten vorm wordt de omtrek genoemd. Daarom wordt de omtrek van die vorm gemeten als de som van alle zijden. De omtrekformule is dus Omtrek(P) = Som van alle zijden .
De formule voor het volume van een bol is V = 4/3 π r³ , waarbij V = volume en r = straal. De straal van een bol is de helft van de diameter. Dus om het volume van een bol te berekenen gegeven de diameter van de bol, kun je eerst de straal berekenen en dan het volume.
Een cirkel is een tweedimensionale vorm die bestaat uit alle punten op een vlak die op gelijke afstand van een middelpunt liggen. Een bol is een driedimensionale vorm die bestaat uit alle punten in de ruimte die op gelijke afstand van een middelpunt liggen.
Hoe bereken je de omtrek en de oppervlakte van een cirkel? De formule voor de omtrek van een cirkel is 2 x pi x straal (2 π r).
Oppervlakte = breedte x lengte. Bijvoorbeeld: De oppervlakte van een kamer van 12m lang en 5m breed: 12x5 = 60m2. Tip! Wil je de oppervlakte nauwkeurig berekenen, neem de maten dan op verschillende plaatsen en bereken daaruit de gemiddelde lengte of breedte.
Een bol is een driedimensionaal object dat rond van vorm is. De bol is gedefinieerd in drie assen, namelijk x-as, y-as en z-as . Dit is het belangrijkste verschil tussen cirkel en bol. Een bol heeft geen randen of hoekpunten, zoals andere 3D-vormen.
De formule voor het berekenen van de omtrek is C=πdor C=2πr C = π d of C = 2 π r waarbij d de diameter is en r de straal .
Omtrek berekenen
Meet de lengte. Meet de breedte. De omtrek is 2x de lengte en 2x de breedte. Voor een rechthoekige kamer van 6 meter lang en 3 meter breed is de omtrek dus (2x 6 m) + (2x 3 m) = 12 m + 6 m = 18 meter.
Gebruik een winkelhaak of liniaal en meet vanaf het punt waar de ronding begint, tot het einde van je tafel. Deze afstand is aan beide zijden gelijk. Het aantal cm wat hieruit komt vul je in bij de optie 'afgeronde hoeken' in het invulveld: Ronding (in cm).
Wanneer we een bol vergroten met vergrotingsfactor (k) dan zien we dat: Oppervlakte(nieuw) = Oppervlakte(oud) x k² en Inhoud(nieuw) = Inhoud(oud) x k³. Om de inhoud van een bol te bepalen, maken we gebruik van Pi (π).
Een goede manier om de formule voor de omtrek van een cirkel te onthouden, is door te denken aan wat de formule zegt: "Twee keer pi keer de straal." Het getal π komt altijd voor bij cirkels, en het wordt vaak gebruikt samen met de straal r.
Bij een vierkant met een zijde van 2 is de omtrek 8, terwijl de oppervlakte 4 is. Bij een vierkant met een zijde van 10 is de omtrek 40, terwijl de oppervlakte 100 is. Meestal zul je echter zien dat de oppervlakte groter is dan de omtrek .
Een vlak snijdt een bol volgens een cirkel, raakt een bol in een punt of snijdt een bol niet. Gaat het vlak V door M, dan is de doorsnede van V en de bol de meetkundige plaats van de punten in V die een afstand r tot M hebben. De doorsnede is dan een cirkel.
Hoe je het beste de uitwendige en inwendige diameter kunt bepalen, is door een meetlint of liniaal over de cirkel te leggen. Mocht je om een of andere reden de cirkel niet fysiek in handen hebben, maar wel de omtrek weten, dan kun je de diameter ook berekenen met een wiskundige formule: diameter = omtrek / pi.