Water verdampt door opwarming van de zon en dit worden wolken in de lucht. Het proces dat waterdamp veranderd in wolken heet condenseren. De waterdruppeltjes samen zijn wolken. Uit de wolken valt dan weer de neerslag.
Wanneer er verwarming plaatsvindt, zal vloeibaar water verdampen tot waterdamp (ook wel de gas toestand van water). Deze waterdamp zal in de lucht worden opgenomen en zal stijgen. Wanneer lucht stijgt zal de waterdamp afkoelen en weer vloeibaar worden. De omzetting van waterdamp naar vloeibaar water is condensatie.
het onder invloed van druk en-of afkoeling vloeibaar worden van een gas of damp. het door wederzijdse wisselwerking tot een verdicht geheel samengebundeld worden.
Condensatie is de faseovergang van een gas of damp naar een vloeistof. Condensatie is het omgekeerde van verdampen. Wanneer we warme vochtige lucht afkoelen ontstaat er een moment dat de lucht de maximale hoeveelheid vocht bevat. Dat moment noemen we het dauwpunt waarbij waterdamp vloeibaar wordt.
Aan het oppervlak treedt verdamping op: hierbij wordt warmte opgenomen en meegetransporteerd met de opstijgende lucht naar boven. Op grote hoogte treedt condensatie (= wolkenvorming of neerslagvorming) op, waarbij de warmte afgegeven. Het netto resultaat is een warmtetransport van het oppervlak naar grote hoogte.
Het ontstaat wanneer warme en vochtige lucht in een ruimte geen uitweg kunnen vinden. Als gevolg hiervan zal deze vochtige lucht zich hechten aan aanwezige koudere oppervlakken. De meest bekende verschijningsvorm is op een raam of een spiegel.
Neerslag kan voorkomen in verschillende staat. Het kan vloeibaar zijn dan noem je de neerslag: regen, of in vaste vorm dan noem je het sneeuwof hagel. Een andere vorm van neerslag is dauw, druppels die gevormd zijn op koude voorwerpen.
Condensatie is de faseovergang van gas- of dampvorm naar vloeistof. Wanneer warme, vochtige lucht afkoelt tot onder het dauwpunt, zal de waterdamp in deze lucht condenseren.
Condensatie is een proces waarbij warme vochtige lucht afkoelt tegen een koeler oppervlak en daar neerslaat als condensvocht. Een goed voorbeeld van condensatie is een spiegel die beslaat wanneer we er tegenaan blazen. De lucht die we uitademen is warm en bevat een bepaalde hoeveelheid vocht.
Condensatie kan worden voorkomen door de ruimte te ventileren. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door een halfopen raam (indien aanwezig) te openen en de kamer continu te ventileren. In veel gevallen is het gebruik van een ventilatierooster bovenop het glas een goede oplossing.
Lucht met een temperatuur onder het kookpunt van water, bevat een mengsel van gasvormig en vloeibaar water (condens). Bij gelijke temperatuur is waterdamp lichter dan lucht.
Uitgangspunt: de temperatuur bedraagt 20 graden en de relatieve vochtigheid is 50%. Scenario 1: de temperatuur blijft constant en de vochtproductie stijgt tot een RV 100% bij 20° C. Er treedt condens op.
Condensatie is, eenvoudig gesteld, neergeslagen waterdamp op een oppervlak dat kouder is dan de omgeving. Er ontstaat condensatie wanneer de vochtigheid in de lucht groter is dan de maximale hoeveelheid waterdamp die de lucht bij de heersende temperatuur kan bevatten (het dauwpunt is dan bereikt of overschreden).
' En koude lucht kan minder waterdamp bevatten dan warme. Dus naarmate de luchtbel stijgt en afkoelt raakt deze meer en meer verzadigd met waterdamp. Als de lucht volledig verzadigd is en nog iets verder stijgt en afkoelt, condenseert de waterdamp tot druppels en heb je een wolk.
Water verdampt door opwarming van de zon en dit worden wolken in de lucht. Het proces dat waterdamp veranderd in wolken heet condenseren. De waterdruppeltjes samen zijn wolken. Uit de wolken valt dan weer de neerslag.
Regen is een vorm van neerslag waarbij waterdruppels uit een wolk vallen. Als de temperatuur van de wolk en de lucht onder de wolk boven nul is, bestaat de wolk geheel uit water. Door botsing van waterdruppeltjes kunnen de druppels verder aangroeien. Zijn ze groot genoeg, dan vallen ze uit de wolk en regent het.
Water komt voor in drie verschillende toestanden (of drie fasen): vaste fase, vloeistoffase en gasfase.
Hoe wordt condens gevormd? Inwendige condensatie kan worden gevormd doordat koude en droge lucht in aanraking komen met warmere en vochtigere lucht. Wanneer warme en koude lucht elkaar raken, ontstaat er condensatie. Dat punt van samenkomen noemen we het dauwpunt.
Een condensatiereactie is een chemische reactie, waarbij relatief eenvoudige organische moleculen (monomeren) met elkaar reageren tot grotere moleculen: dimeren, oligomeren of polymeren. Bij iedere chemische koppeling tussen twee monomeren wordt een klein molecuul afgesplitst.
Bij oppervlaktecondensatie komt warme lucht die relatief veel waterdamp bevat, in contact met een oppervlak dat een lagere temperatuur heeft dan het dauwpunt. De waterdamp zal dan op dat oppervlak gaan condenseren.
Verdamping is een natuurkundig proces waarbij een stof overgaat van de vloeibare naar de gasvormige fase. In de meteorologie bedoelen we met verdamping uitsluitend de overgang van water naar waterdamp. Op land spelen planten een belangrijke rol in dit proces.
Neerslag is een verzameling waterdeeltjes die uit een wolk of een groep van wolken valt en het aardoppervlak bereikt. De waterdeeltjes kunnen zowel vast als vloeibaar zijn en kristalvormig of amorf, meer specifiek regen, hagel, mist, korrelhagel, ijsregen, ijsnaalden en sneeuw.
Als we kijken naar de hoeveelheid regen, vind je de natste plek op aarde, in India. Het is het dorpje Mawsynram in de staat Meghalaya. Het regent daar echt veel. Per jaar valt daar gemiddeld 11.872 millimeter regen.
Motregen of (lichte) regen
Dat is bewolking die zich over een groot gebied heeft uitgestrekt. Er valt per uur niet meer dan 1 liter per vierkante meter. Bij regen zijn de druppels 0.5 tot 5 mm groot en als er per uur weinig valt (minder dan 1 liter per vierkante meter) wordt er gesproken over lichte regen.