Autofocus is het automatisch scherpstellen op een onderwerp door de fotocamera. Het eerste autofocussysteem dateert uit de jaren zestig en werd door Polaroid op de markt gebracht. Bij dit systeem werd door middel van geluidsgolven de afstand tot het onderwerp bepaald.
Autofocus staat voor automatische focus en wordt afgekort tot AF. Het is een systeem waarmee je camera automatisch scherpstelt op een onderwerp. Een camera kan automatisch scherpstellen op een groot of klein deel van het beeld dat je ziet door je zoeker of via het scherm.
Als u de ontspanknop half indrukt, wordt de autofocus geactiveerd. Via de scherpstelstand kunt u kiezen of de scherpstelling wordt vergrendeld zodra de camera heeft scherpgesteld of dat de camera de scherpstelling blijft aanpassen zolang de ontspanknop half wordt ingedrukt.
De lens stelt automatisch scherp op bepaalde focuspunten. Door voortschrijdende technieken komen er steeds meer geavanceerde mogelijkheden voor automatische focusinstelling op de markt. Autofocus, meestal afgekort met AF, is automatisch scherpstellen door de camera. Dit scherpstellen wordt vanuit de camera bestuurd.
Als de autofocus op je camera aanstaat, wat vaak het geval is, dan zie je door de zoeker van de camera een aantal puntjes: de scherpstelpunten of focuspunten genoemd. Wanneer je de ontspanknop van je camera half indrukt, dan verschijnt er een rood lampje in je zoekbeeld.
Hoe doe je dat, handmatig scherpstellen? Om handmatig scherp te stellen, zet je de knop op het objectief om van AF (autofocus) naar M (manual). Nu zie je dat wanneer je de sluiter half indrukt, de camera niet automatisch scherpstelt. Je doet dat met de scherpstelring op het objectief.
Behalve een snelle 'motordrive' moet ook de autofocus zich aan het onderwerp kunnen vastklampen en diens beweging kunnen volgen. Dat wordt ook tracking genoemd.
Handmatige scherpstelling (MF)
Hoewel fotograferen met autofocus (AF) gebruikelijker is bij digitale camera's, is MF effectief wanneer het moeilijk is om scherp te stellen met autofocus, zoals bij macrofotografie. In MF kunt u de scherpstelpositie aanpassen door de scherpstelring op de lens te draaien.
Automatisch scherpstellen
Wanneer de automatische scherpstelling staat ingeschakeld en jij de ontspanknop half of volledig indrukt, stelt je camera razendsnel scherp op een onderwerp. De meeste spiegelreflexcamera's en systeemcamera's hebben meerdere instelmogelijkheden voor automatisch focussen.
Om de gewenste AF-instelling in te stellen, schakel je over naar AF, selecteer je de gewenste opnamemodus (AF werkt alleen in de automatische en semiautomatische modus) en druk je op de AF-knop op de camera. Houd de AF-aanknop ingedrukt totdat de camera heeft scherpgesteld.
De matrixmeting is de meestgebruikte lichtmeting voor het licht in je camera, dit is ook de standaard instelling. Het hele beeld wordt hierin meegenomen, omdat er verschillende gebieden van je foto worden gemeten. De camera legt al deze resultaten naast elkaar en maakt hier een gemiddelde van.
Continuous autofocus
Continuous autofocus (AI Servo of Continuous-Servo) stelt continu scherp op een bewegend onderwerp. Dit wordt bereikt door het actieve AF-punt over de zoeker te bewegen terwijl het onderwerp zich verplaatst.
Kies voor een persoon die ongeveer in het midden van je groep mensen staat. Scherptediepte loopt namelijk 1/3e naar voren en 2/3 naar achteren. Als je met meerdere rijen mensen werkt, kies dan iemand die in het midden staat om op scherp te stellen. Of ietsjes voor het midden als je met nóg meer rijen werkt.
objectief of op de body van je camera een knop die je herkent aan AF – MF. Daarmee activeer je de functie van de automatische focus zodat het objectief scherpstelt. Scherpstellen wordt op verschillende manieren geregeld maar deze functie moet niet worden verward met de scherpstelmethode met de scherpstelsensoren.
Camera's moeten een bepaalde hoeveelheid contrast in het onderwerp kunnen detecteren om automatisch te kunnen scherpstellen. Als het deel van het beeld waarop wordt scherpgesteld, te weinig contrast heeft, kan de camera niet scherpstellen. Probeer scherp te stellen op een ander deel van het onderwerp met meer contrast.
Meerdere beelden per seconde
De burst-modus, ook wel continuous mode genoemd, wordt op de meeste toestellen aangeduid door een symbooltje met twee of meer op elkaar gestapelde vlakjes. Kies je voor deze optie, dan blijf je foto's nemen totdat je de ontspanknop weer loslaat.
De camera selecteert automatisch AF-S als het onderwerp stilstaat en AF-C als het onderwerp beweegt.
AF-veldstand kan worden geselecteerd door op de AF-standknop te drukken en aan de secundaire instelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt weergegeven. AF-veldstand wordt in het bedieningspaneel en in de zoeker getoond. Alleen het actieve scherpstelpunt wordt in de zoeker weergegeven.
[AF-vergrendeling] is een functie voor het automatisch volgen van een bewegend onderwerp. U kunt [AF-vergrendeling] op twee manieren instellen: door de sluiterknop half in te drukken en door de knop in het midden van het bedieningswiel in te drukken.
De sluitertijd bepaalt hoe lang er licht op de sensor van je camera valt. Zo lang de sluiter van je camera open staat, komt er licht op de sensor. Hoe lang de sluiter open staat, heeft invloed op hoe een beweging in beeld komt: bewogen of 'bevroren'.
Met Canon EOS-camera's heb je de keuze uit maximaal vier verschillende meetmethodes: meervlaksmeting, spotmeting, meting met nadruk op het midden en deelmeting. Hoe je belichtingscompensatie gebruikt, hangt af van de meetmethode die je gebruikt.
Om te filmen, gebruik je het grote (7,5 centimeter) LCD-scherm aan de achterzijde. De camera neemt op in Full HD-kwaliteit. Erg leuk is de videosnapshotfunctie. Dat is een korte filmopname in een take die een paar seconden duurt.
Eenvoudig gezegd, is live view de mogelijkheid die een digitale camera je biedt om het beeldscherm als zoeker te gebruiken. Verder biedt live view je de mogelijkheid om je camera in te stellen. Afhankelijk van het model camera, zie je het live beeld en een aantal instelmogelijkheden 'op elkaar'.
Kies een redelijk klein diafragmagetal (f. 5.6 of f/4) om voldoende licht door te laten. Hoe hoger het diafragmagetal, hoe kleiner de opening is. Zorg wel voor een snelle sluitertijd, anders wordt de sensor te lang blootgesteld aan het licht.