,,Bij een
Verhoogde druk in de longen: door het verlagen van de druk buiten het lichaam zetten de longen uit als gevolg van het uitzetten van de lucht. Hierdoor beschadigt de long en lekt er lucht naar de bloedbaan waar het luchtbellen vormt.
Een luchtembolie kan ontstaan door het inspuiten van veel lucht in een ader. Bij een volwassene ontstaan pas verschijnselen als tientallen milliliters lucht in de bloedsomloop belanden. Wanneer dit gebeurt is het belangrijk om de toediening van stollingsfactorconcentraat direct te staken.
Als de katheter niet goed is afgesloten, bestaat er de kans op een luchtembolie. Dit wil zeggen het aanzuigen van veel lucht in de bloedbaan.
De aanwezige luchtbel in de injectiespuit (bij kant-en-klare injectiespuiten) niet verwijderen; deze zorgt ervoor dat alle vloeistof wordt geïnjecteerd. Na volledige injectie zal deze luchtbel de ruimte in de naald opvullen zodat alle werkzame stof toegediend wordt.
Over longembolie
Als de bloedprop zo groot is dat de toevoer van bloed naar de longen blokkeert of ernstig belemmerd is, dan leidt dit tot problemen. Als een grote bloedprop de longslagaders van beide longen afsluit, dan is er sprake van een ruiterembolie. Een longembolie kan dodelijk zijn.
Indien het medicijn kant-en-klaar in de flacon zit: a Verwijder de beschermhuls van de opzuignaald. b Zuig een hoeveelheid lucht in de spuit die overeenkomt met de voorgeschreven dosering. c Steek de naald door de rubber dop van de flacon en spuit de lucht in.
Dit is een reactie van de bloedvaten op de gegeven vaccinatie. Soms wordt bij het vaccineren een klein bloedvat geraakt. Dit kan voor een bloeduitstorting zorgen. Ook kan de huid rond de injectieplaats wit worden.
Verwijder de luchtbel in de spuit niet. Deze zorgt er juist voor dat alle vloeistof kan worden geïnjecteerd. Plaats uw vingers rond de plek waar u de naald inbrengt. Zorg ervoor dat u hierbij een huidplooi oppakt!
De aanwezige luchtbel in de injectiespuit niet verwijderen; deze zorgt ervoor dat alle vloeistof wordt geïnjecteerd. Houd de spuit rechtop tussen duim en wijsvinger. Breng de naald in zijn geheel loodrecht in de huidplooi.
Een embolie is een verstopping van een slagader of een ader in uw lichaam. Meestal wordt de verstopping veroorzaakt door een stukje losgeraakt bloedstolsel (dit wordt ook wel een bloedpropje of een embolus genoemd). Zo'n embolus ontstaat als u trombose heeft.
Bij het injecteren gaat de luchtbel in de 'stamper' zitten. De luchtbel komt hiermee als laatste bij de opening en helpt op deze manier met het leegmaken van de spuit en de naald.
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Kruimelpad. Lucht in de bloedsomloop kan een levensgevaarlijke situatie veroorzaken. Bij volwassenen ontstaan weliswaar pas verschijnselen als 50-100 ml lucht in de bloedbaan terecht komt.
Bij een intramusculaire injectie is er een risico op het ontstaan van een invaliderend spierhematoom en dit wordt daarom beschouwd als een ingreep met een bloedingsrisico waarvoor de cumarinebehandeling kortdurend moet worden onderbroken, danwel het antistollingsniveau moet worden aangepast.
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
De hoeveelheid te injecteren vloeistof mag nooit meer dan twee milliliter zijn. En er worden vaak alleen vloeistoffen toegediend die een langzame resorptie moeten hebben, bijvoorbeeld insuline, heparine en morfine.
Plaats de naald loodrecht in de huidplooi, in een hoek van 90 graden. De naald mag helemaal in de huid. Laat de huidplooi los. Spuit vervolgens langzaam de vloeistof in, door de zuiger rustig naar beneden te drukken.
Een van de mogelijke complicaties is het per ongeluk aanprikken van een bloedvat. Wanneer de medicatie dan toch ingespoten wordt, kan dit direct in het bloedvat terecht komen. In ernstige gevallen leidt dit mogelijk tot shock of coma.
Inbrengen tot ongeveer 6mm in de vene. Controleer of de naald goed in het bloedvat zit. Maak de stuwband los en spuit de injectievloeistof in.
Injectie in de armen gebeurt bij voorkeur in het bovenste zijdelingse deel van de armen. Het onderhuids vetweefsel is hier bij de meeste patiënten voldoende om een subcutane injectie te geven. De injectie wordt bij voorkeur gegeven aan de zijkant en enigzins aan de achterkant van de arm.
Belangrijke klachten bij een longembolie zijn:
Hartkloppingen en / of pijn op de borst. Flauwvallen. Bloed of slijm ophoesten. Benauwdheid.
Veelvoorkomende symptomen die horen bij een longembolie zijn een benauwd gevoel, pijn op de borst tijdens het ademhalen, een verhoogde hartslag en bloed ophoesten. De klachten bij een longembolie hangen af van een aantal dingen.
Als er een stukje bloedprop loslaat, wordt dat door de bloedstroom meegenomen naar uw hart. Daarna stroomt het door naar uw longen. De bloedprop kan dan een bloedvat in de longen afsluiten. Dit heet een longembolie.
Het injecteren
- Pak de huidplooi op de prikplaats tussen duim en wijsvinger van de niet dominante hand, de huid dient schoon te zijn maar hoeft niet ontsmet te zijn tenzij dit zo met u is afgesproken. - Steek de naald in één beweging in de huidplooi waarbij u de spuit rechtop houdt.