Dyslexie gaat relatief vaak samen met andere ontwikkelingsstoornissen, zoals ADHD, ASS, OCD, DCD en TOS. Onderzoek laat zien dat bij 40% tot 60% van de kinderen met dyslexie sprake is van ten minste één andere ontwikkelingsstoornis.
Dyslexie en dyscalculie zijn beide neurobiologische ontwikkelingsstoornissen. Gezien de verhoogde kans op het samengaan van dyslexie en dyscalculie is er sprake van 'comorbiditeit'. Ongeveer tienprocent van de kinderen met een leerstoornis heeft een dubbeldiagnose.
Dyslexie is een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau. TOS en dyslexie zijn allebei taalstoornissen, maar de eerste uit zich in de mondelinge taal, terwijl de andere betrekking heeft op de schriftelijke taal.
Neurodivergent is geen synoniem voor autisme. Er zijn immers talloze manieren om neurodivergent te zijn. Autisme is er slechts een voorbeeld van zoals ook ADHD, dyslexie, dyscalculie, obsessief compulsieve stoornis, epilepsie of het syndroom van Down.
Hierbij wordt, voor de diagnose dyslexie, de ondergrens van een totaal IQ van 70 gehanteerd. Onder deze grens kunnen we niet meer van dyslexie spreken, maar kunnen de achterstanden op leergebied verklaard worden door de lage verstandelijke vermogens.
Onderzoek tot nu toe suggereert echter dat kinderen met autisme geen verhoogd risico lopen op dyslexie . Sterker nog, veel kinderen met autisme hebben uitstekende basisvaardigheden in lezen. Sommigen hebben zelfs wat we 'hyperlexie' noemen. Ze leren al op zeer jonge leeftijd lezen zonder dat ze het geleerd hebben.
Dyslectici maken meer spelfouten dan leeftijdsgenoten: 'luisterfouten', (bijv.verspeken in plaats van verspreken), 'onthoudfouten' (bijv.ou-au of ei-ij) of regelgebaseerde fouten (bijv.dt-fouten).
Er zijn veel vormen van dyslexie en niet iedereen die de diagnose dyslexie heeft, ervaart lezen op deze manier. Maar het zien van niet-bestaande beweging in woorden en het zien van letters als "d", "b", "p", "q" die gedraaid zijn, komt vaak voor bij mensen met dyslexie.
Gelukkig zijn er ook vaardigheden waar dyslectische mensen meestal juist erg goed in zijn, zelfs beter dan de meeste mensen zonder dyslexie. Het gaat dan om visuele, visueel-analytische en ruimtelijke vaardigheden.
Uit zorgvuldig neuropsychologisch onderzoek is gebleken dat de meeste dyslectische kinderen dyslectische volwassenen worden, en omgekeerd. Veroudering lijkt de cerebrale en/of onderling verbonden cerebellaire werking te verminderen , wat zowel dyslectische als onhandige intensivering of creatie verklaart.
Kinderen met dyslexie zijn vaak creatief van aard. Dat blijkt uit dit onderzoek (Tafti et al., 2009). Hun algehele creativiteit is groter, maar ook hun vermogen tot creatief denken. Dyslectische kinderen komen daardoor sneller tot vindingrijke oplossingen voor problemen.
De signalen van TOS; je kan dit herkennen aan onder andere de volgende punten: Het kind spreekt in korte, onlogische zinnen. Het kind is slecht verstaanbaar. Het kind is stil en praat weinig.
Comorbiditeit' verwijst naar het tegelijk voorkomen van meer dan één aandoening, wat betekent dat er bij kinderen sprake kan zijn van meerdere gediagnosticeerde ontwikkelingsstoornissen. Dyslexie gaat relatief vaak samen met andere ontwikkelingsstoornissen, zoals ADHD, ASS, OCD, DCD en TOS.
Jeugdigen met dyslexie hebben vooral moeite met de spelling, het aanleren en toepassen van grammaticale regels en structuren en het zien van overeenkomsten en verschillen tussen de eigen taal en de vreemde taal.
Rekenfeiten zijn rekenkundige bewerkingen die je zo goed oefent dat je ze zonder nadenken kunt reproduceren. Ze vormen de bouwstenen van je wiskundige kennis. 5 x 4 = 20 of 8 + 7 = 15 zijn typische rekenfeiten.
Mensen met dyslexie denken out of the box .
Een beschrijving die we vaak horen is dat je het hele bos ziet, en dan de individuele bomen, in plaats van dat je eerst de bomen ziet zoals de meeste mensen. Vanuit dit andere gezichtspunt zal iemand met deze aandoening vaak een innovatieve oplossing voor elk probleem bedenken.
Een test is bijvoorbeeld het hardop lezen van rijtjes woorden en ook niet bestaande woorden. En er wordt een dictee afgenomen. Ook bekijkt de onderzoeker de informatie die door de school is aangeleverd over het lezen en de spelling. Testjes die de lees- en spellingproblemen kunnen verklaren.
Verwarrende letters en woorden die op elkaar lijken
Veelvoorkomende fouten bij het lezen en spellen zijn het door elkaar halen van b's en d's, of woorden die op elkaar lijken, zoals 'was' en 'saw', 'how' en 'who'. Letters en cijfers kunnen achterstevoren of ondersteboven worden geschreven. De meest voorkomende cijfers die visueel dyslectici omdraaien zijn 9, 5 en 7.
Als een kind dyslexie heeft en daarnaast ook hoogbegaafd is, dan noemen we dat een dubbeldiagnose of in in het Engels: Twice-Exceptional. Een kind heeft dan 2 kenmerken die op elkaar inwerken, maar elkaar ook maskeren. Door de hoge intelligentie zijn ze bijvoorbeeld in staat om hun dyslexie goed te compenseren.
Dyslexie belemmert het vlot leren lezen. De meeste kinderen met dyslexie leren uiteindelijk wel lezen, maar blijven trager lezen.Ze moeten er meer energie in steken en zijn sneller afgeleid dan de gemiddelde lezer. Dat gaat vaak ten koste van het begrijpen van wat je leest.
Zoals eerder benoemd is dyslexie vooral gerelateerd aan leestaken en heeft het geen bewezen invloed op intelligentie.
Autisme en dyslexie komen vaak gelijktijdig voor , wat betekent dat individuen beide aandoeningen tegelijkertijd kunnen hebben. Onderzoek heeft aangetoond dat er een grotere kans is dat dyslexie aanwezig is bij individuen met autisme vergeleken met de algemene bevolking.
Dyslexie is voor een deel erfelijk. Dat wil zeggen dat de kans groter is dat een kind dyslexie heeft als één van de ouders dyslexie heeft. Kinderen van wie één van de ouders dyslexie heeft, hebben ongeveer een vier keer grotere kans om dyslexie te ontwikkelen dan kinderen van wie de ouders geen dyslexie hebben.