Het lijdend voorwerp is het antwoord op de vraag: wat werd gegeven? Antwoord: een klap. Dus een klap is lijdend voorwerp. In de zin "Hij kreeg een klap" lijkt "hij" wel de handeling te ondergaan, maar is in dit geval onderwerp van de zin.
Het lijdend voorwerp van de zin doet zelf niets.Er wordt iets mee gedaan; het ondergaat iets. Om het lijdend voorwerp te vinden, stel je de vraag: wie of wat + gezegde + onderwerp? Het antwoord op de vraag is het lijdend voorwerp van de zin.
Het lijdend voorwerp is degene die of datgene wat de werking van het werkwoord direct ondergaat. Een andere naam voor het lijdend voorwerp is daarom direct object. In bijvoorbeeld 'Ik koop een fiets' 'ondergaat' een fiets direct de werking van het werkwoord kopen.
Wat is een lijdend voorwerp? Een lijdend voorwerp is het ding waarop het onderwerp reageert - het ontvangt de actie van het werkwoord.
Het beantwoordt de vraag "wat" of "wie". Een meewerkend voorwerp beantwoordt de vraag "voor wat", "van wat", "aan wat", "voor wie", "van wie" of "aan wie" en gaat gepaard met een lijdend voorwerp . In de zin "You forgive me my mistake" is het ding dat vergeven wordt de mistake, dus "my mistake" is het lijdend voorwerp.
Bij zinnen in de lijdende vorm ondergaat het onderwerp juist iets, maar is zelf niet actief. De zin Een ijsje wordt gekocht (door Esther). ' is hier een voorbeeld van. De lijdende vorm wordt ook wel de passieve vorm genoemd.
Niet altijd een lijdend voorwerp in een zin
Dit komt vooral doordat veel zinnen een lijdend voorwerp bevatten. Denk alleen niet dat er in iedere zin ook een lijdend voorwerp staat. Staat er een naamwoordelijk gezegde in de zin? Dan heeft de zin geen lijdend voorwerp.
Een lijdend voorwerp is het "wat" of het "wie" van de zin, wat de ontvanger is van het transitieve werkwoord (ook bekend als het actiewerkwoord). Het is de ontvanger van de actie in een zin. Echter, niet elke zin hoeft een lijdend voorwerp te bevatten , zoals zinnen met koppelwerkwoorden.
Bedoeld is het zinsdeel dat een handeling ondergaat die door middel van het gezegde in dezelfde zin wordt beschreven. Je kunt het ook zo zeggen: het lijdend voorwerp is het zinsdeel dat als de zin in de lijdende vorm wordt gezet, onderwerp van die zin wordt (zie onder).
Overgankelijk werkwoord: Ze liep een marathon. Inovergankelijk werkwoord: We rennen elke dag. Kassa en marathon zijn lijdende objecten . Alleen omdat er een zelfstandig naamwoord achter het werkwoord staat, betekent nog niet dat het een lijdend object is.
Je kunt het lijdend voorwerp vinden in drie stappen. Eerst zoek je het onderwerp in de zin.Vervolgens zoek je het gezegde in de zin.Ten slotte stel je jezelf de vraag: wie of wat + het onderwerp + het gezegde?
Het lijdend voorwerp (lv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen: lijdend voorwerp: wie/wat + gezegde + onderwerp?
Zoek eerst het gezegde en het onderwerp. Zet wie of wat voor het gezegde en het onderwerp en maak er zo een vraag van. Als er een antwoord op je vraag is dan is dat het lijdend voorwerp.
Transitieve en intransitieve werkwoorden Een actiewerkwoord met een direct object wordt een transitief werkwoord genoemd. Een actiewerkwoord zonder direct object is een intransitief werkwoord. Raak niet in de war wanneer een intransitief werkwoord wordt gevolgd door een bijwoord.
Ze leren hoe ze zinnen kunnen variëren, zinslengtes kunnen aanpassen, en kunnen zorgen voor een logische opbouw van hun teksten. Bij de analyse van literaire teksten kunnen leerlingen door middel van zinsontleding beter begrijpen hoe schrijvers taal gebruiken om betekenis en effect te creëren.
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel. Een lijdend voorwerp bevat altijd een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord. Niet in iedere zin staat een lijdend voorwerp. In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp.
Terwijl elke zin een onderwerp en een werkwoord nodig heeft, heeft een zin niet per se een object nodig (bijvoorbeeld "Hij rende."). In tegenstelling tot onderwerpen worden objecten over het algemeen in twee brede groepen verdeeld.
Elk object binnen een voorzetselgroep is het object van het voorzetsel. Het kan niet het lijdend voorwerp van het werkwoord zijn . Het goede nieuws is dat u het lijdend voorwerp in een zin gemakkelijker kunt identificeren als u weet dat het niet binnen een voorzetselgroep kan staan.
Het lijdend voorwerp (in de les vaak afgekort tot lv) vind je nadat je de persoonsvorm, het gezegde en het onderwerp van een zin gevonden hebt. Voor het vinden van het lijdend voorwerp beantwoord je de volgende vraag: Wie of wat + onderwerp + persoonsvorm/ gezegde?
Een onovergankelijk werkwoord heeft juist geen lijdend voorwerp bij zich, bijvoorbeeld slapen, zitten en opschieten. Een andere term voor overgankelijke werkwoorden is transitieve werkwoorden.
Mij (of me) is de voorwerpsvorm.
Die vorm wordt bijvoorbeeld gebruikt als het voornaamwoord de functie van lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervult of na een voorzetsel staat.
In passieve vorm is het onderwerp van de zin niet degene die de actie uitvoert : het zal in plaats daarvan de actie ontvangen. Degene die de actie uitvoert kan in een voorzetselzin voorkomen of helemaal niet in de zin. Het Washington Monument werd ontworpen door Robert Mills [degene die de actie uitvoert] ter ere van George Washington.
L. een lijdend voorwerp kan een persoon, dier, plant of voorwerp zijn, omdat een lijdend voorwerp een zelfstandig naamwoord is.