Halverwege de Middeleeuwen kwam er steeds meer geld in omloop. Er waren nu ook mensen die een ambacht beoefenden. Zij maakten iets met hun handen en verkochten dat. Smeden, leerlooiers, pottenbakkers en schoenmakers waren zulke ambachtslieden.
Zo kookt en poetst ze, maalt het graan, brouwt het bier en helpt ook bij de graanoogst. Maar ze werkt ook op het land, ze ploegt, zaait en oogst, vaak in slechte weersomstandigheden. De vrouwen uit lagere standen, zowel in de stad als op het land, hebben hetzelfde slechte leven als hun man.
We onderscheiden over het algemeen drie standen: de geestelijkheid, de adel en de boeren en burgers. Onder de geestelijkheid rekenen we de mensen die in de kerk werkten, zoals monniken, priesters, bisschoppen en nonnen. Er was een constante strijd tussen de geestelijkheid en de adel om de macht.
De late middeleeuwen is de periode van het jaar 1000 tot 1500. In die tijd werd het leven in Europa anders dan ervoor. De bevolking begon sterk te groeien, doordat het beter ging met de landbouw en er daardoor meer voedsel was.
In de vroege middeleeuwen was ongeveer 90% van de bevolking boer. De boeren waren doorgaans arm en ondervoed. Het leven was "wreed, hard en kort". Adel en Kerk hadden veel macht.
Naast brood en pap aten mensen in de middeleeuwen veel bonen en peulvruchten. Van melk maakten ze de 'luxeproducten' boter en kaas. Om eten langer te bewaren, werd het gedroogd, gerookt, gezouten, gezoet, bewaard onder vet of werd er zuur en zwavel aan toegevoegd.
Afgezien van het menstruatiebloed was de middeleeuwse mens misschien wel schoner dan wij. De middeleeuwen staan bekend als een duistere tijd vol ziekte, dood, verderf en viezigheid. Mensen gooiden hun afval gewoon op straat, tandenborstels en zeep waren non-existent, en wie de puberteit haalde was een uitzondering.
Embed. De mensen in de Middeleeuwen waren schoner dan je denkt. Ze poetsen hun tanden met linnen, maakten tandpasta van zout, houtskool en munt en gebruikten een kippenbotje als tandenstoker. Ook gaan ze wekelijks naar het badhuis.
De huizen in de stad waren gebouwd van: steen, hout, gedroogde klei of leem of van baksteen. Vaak waren de huizen van hout op een fundering van steen. Voor de rijken waren de huizen helemaal van steen. De daken waren soms belegd met leisteen of pannen, maar zeker tot 1400 veel vaker met riet.
Men gebruikte er linnen, wol en leer voor, natuurlijke materialen die in de loop der tijd gemakkelijk vergingen en geen sporen achterlieten. Zij spinden zelf het garen en weefden de stoffen waarvan zij hun kleding maakten. Ook werd vilt gemaakt bijvoorbeeld voor hoeden en winterkleding.
De middeleeuwse samenleving was ingedeeld in standen. Bovenaan stond de koning of keizer met daaronder de geestelijken. Daarna de edelen (graven, hertogen en ridders) en onderaan de boeren en burgers. Rond 800 behoorde Nederland tot het Frankische rijk, met Karel de Grote als koning.
Belangrijke burgers, zoals schrijvers, advocaten, journalisten en artsen. Ook zij moesten belasting betalen. Maar ze hadden niets in te brengen in het bestuur van Frankrijk. En daarover werden deze burgers steeds ontevredener.
Na de val van het Romeinse rijk begonnen de Middeleeuwen. Ze noemde deze periode de Middeleeuwen, omdat het de periode was van 1000 jaren tussen het beschaafde Romeinse rijk en de beschaafde Renaissance in. In de Renaissance waren veel mensen namelijk erg onder de indruk van de tijd van Grieken en Romeinen.
Kerk werd gebruikt voor zondige activiteiten
Veel geliefden zochten hun toevlucht in de kerk, die een groot deel van de dag leeg was. Volgens de Amerikaanse mediëvist Ruth Mazo Karras was de kerk zelfs het equivalent van de achterbank van de auto, waar miljoenen van haar landgenoten hun eerste keer beleefden.
Vrouwen werden veelal jeugdig en rond weergegeven, met een slanke taille, hoge konische borsten en gewelfde heupen. Dit laatste was vooral om uiting te geven aan hun destijds voornaamste missie in de maatschappij: het moederschap.
In de middeleeuwen was seksualiteit ook een publieke zaak. Door het verband tussen seksualiteit en sociaalmaatschappelijke aangelegenheden, zoals voortplanting en man-vrouwverhoudingen, werd seks als te belangrijk gezien om mensen maar gewoon hun gang te laten gaan.
Een middeleeuwse stad werd bewoond door mensen die hun dagelijks brood verdienden met werk dat soms ook nu nog gedaan wordt. Zo waren er bakkers en slagers, er werd gehandeld, goederen werden opgeslagen in pakhuizen en weer verder vervoerd. En er was regelmatig markt.
Van dorp tot stad
Nieuwe steden ontstonden op verschillende manieren, bijvoorbeeld dat ze bij het water of bij belangrijke wegen lagen. Ook bij belangrijke kerken bij handelsplaatsen en bij een kasteel werden steden gebouwd. Vaak ontstond een stad ook door handelaren.
In de Middeleeuwen zag Nederland er ongeveer zo uit. Er waren maar weinig steden zoals Utrecht, Tiel, Nijmegen, Zutphen, Deventer en Groningen. Maar rond het jaar 1000 begon dat te veranderen, er kwamen veel steden bij. Dat kwam door de handel, daar ging het steeds beter mee.
Nu blijkt dus echter dat de gemiddelde lengte van mannen in ieder geval in Noordwest-Europa in de eerste helft van de Middeleeuwen maar liefst 173,4 centimeter was - met een record van 176 centimeter in Zweden. Daarna trad krimp op.
Het bier dat de Middeleeuwer dagelijks dronk lijkt overigens niet op het bier dat we nu drinken. Het bevatte nauwelijks alcohol en smaakte waarschijnlijk vrij zuur. Men dronk bier als alternatief voor water dat toen gehaald werd uit sloten en grachten. Dit water bevatte veel bacteriën en leidde tot ziektes.
Mensen hadden toen nog geen stromend water in hun huizen. Een douche aanleggen kon eigenlijk nog niet. Mensen wasten zich meestal met koud water. Tot zo'n vijftig jaar geleden gingen kinderen één keer per week in bad.
Grondstoffen voor zeep
Wie aan schoon denkt, denkt aan zeep en shampoo. Zeep kan gemaakt worden van kaliloog en dierlijk vet. Planten kunnen vervolgens gebruikt worden om een lekkere geur toe te voegen aan de zeep, zoals lelie, agave, jasmijn maar bijvoorbeeld ook de karmozijnbes, klimop en koekoeksbloem.
Slechts een paar huizen in het dorp of eentje bij een rijke boer. Ook het kasteel en de kerk waren natuurlijk al van steen. In huis hadden de mensen maar weinig bezittingen. Een bed, wat kookgerei (koper en tin), een paar borden, soms een paar stoelen.
Opkomst van het Osmaanse Rijk. Vanaf het begin van de 14e eeuw wordt het Ottomaanse Rijk een toevluchtsoord voor onderdrukte joden. Joodse vluchtelingen verdreven uit Hongarije (1376), uit Frankrijk onder Karel VI (september 1394) , en uit het koninkrijk Sicilië (begin 15e eeuw, vinden onderdak in het Ottomaanse Rijk.