De Eerste Kamer is medewetgever en controleur van de regering. Ieder wetsvoorstel dat aangenomen is door de Tweede Kamer, moet ook door de Eerste Kamer worden aangenomen voordat het een wet kan worden. De Eerste Kamer let er met name op of wetsvoorstellen juridisch kloppen, goed uit te voeren en te handhaven zijn.
De wetgevende taak van de Eerste Kamer houdt in dat zij wetsvoorstellen die de Tweede Kamer heeft aangenomen, ook moet goedkeuren. Pas daarna kan een wetsvoorstel ook werkelijk een wet worden. De Eerste Kamer kan geen wijzigingen aanbrengen in een wetsvoorstel, maar een voorstel alleen goedkeuren of verwerpen.
Op 6 juli 1815 nam de grondwetscommissie echter het besluit te spreken van 'Eerste' en 'Tweede' Kamer, waarbij de Eerste Kamer de door de koning benoemde Kamer was en de Tweede de gekozen Kamer. Dit is enigszins vergelijkbaar met het Britse parlement waar de gekozen Kamer 'Lagerhuis' en de adelskamer 'Hogerhuis' heet.
De Eerste Kamer bestaat uit 75 parlementariërs: volksvertegenwoordigers die op basis van evenredige vertegenwoordiging voor een periode van vier jaar worden gekozen via de kieslijst van een politieke partij. De leden worden indirect gekozen: eerst kiezen burgers leden van de Provinciale Staten.
De Tweede Kamer wordt eens in de vier jaar (of eerder, als een kabinet tussentijds aftreedt) gekozen door de kiesgerechtigde Nederlandse bevolking en heeft sinds 1956 150 leden. De Tweede Kamer is medewetgever: dit betekent dat deze Kamer wetsvoorstellen van de regering kan wijzigen en goed- of afkeuren.
Links is de politieke richting in het politiek spectrum die streeft naar sociale gelijkheid. Termen als links, rechts, centrumlinks en centrumrechts suggereren dat alle politieke partijen vrij eenvoudig gepositioneerd kunnen worden in een spectrum dat varieert van extreem-links tot extreem-rechts.
Grondwettelijk is de koning het staatshoofd en maakt hij deel uit van de regering. Ook heeft hij een rol in de kabinetsformatie en het wetgevende proces. Hij moet elke wet ondertekenen om deze in werking te doen treden.
Het parlement (de Staten-Generaal) controleert de regering. Ministers leggen in het parlement verantwoording af over hun beleid.
De Eerste Kamer der Staten-Generaal, kortweg Eerste Kamer of Senaat, vormt tezamen met de Tweede Kamer de Nederlandse Staten-Generaal. De Kamer heeft 75 zetels.
Het begrip parlement gebruiken we in twee betekenissen. We verstaan er 'de volksvertegenwoordiging' onder, waarbij dan in het algemeen de Tweede Kamer wordt bedoeld. Het is echter tevens een verzamelbegrip voor Tweede en Eerste Kamer. Een (formeler) synoniem daarvan is 'Staten-Generaal'.
De Nederlandse regering bestaat uit de koning en de ministers. De ministers vormen tezamen de ministerraad, die wordt voorgezeten door de minister-president. Samen met de ministers vormen de staatssecretarissen het Nederlands kabinet.
Artikel 67, lid 3 van de Grondwet bepaalt dat leden van de Staten-Generaal in de Kamer stemmen zonder last. Hoewel Eerste Kamerleden gekozen worden via de kieslijst van een politieke partij, hebben zij als Kamerlid officieel een onafhankelijke positie ten opzichte van die partij.
Het Nederlandse kabinet bestaat uit alle ministers van de zittende regering, met hun staatssecretarissen. Een kabinet draagt de naam van de regeringsleider, die minister-president wordt genoemd (bijvoorbeeld: kabinet-Rutte), eventueel met een (Romeins) volgnummer (bijvoorbeeld: kabinet-Balkenende I).
De taken van de Eerste Kamer liggen vooral op het gebied van de wetgeving, maar ook bij het controleren van de regering heeft zij een rol. Formeel beschouwd kan de Eerste Kamer wetsvoorstellen alleen verwerpen of aannemen. In de praktijk heeft ze echter nog wel wat meer mogelijkheden en zijn debatten van belang.
De federale wetgevende macht maakt de wetten en controleert de uitvoerende macht. Ze wordt uitgeoefend door het parlement en de koning.
Een kabinet is een bestuursorgaan van hooggeplaatste leden van een regering. Vaak vormt het kabinet binnen deze regering de uitvoerende macht. In Nederland bestaat het kabinet uit de ministers en staatssecretarissen.
De regering maakt wetten in samenwerking met de Eerste en Tweede Kamer (wetgevende macht). Een wet begint met een wetsvoorstel en is klaar na publicatie in het Staatsblad. Daartussen ligt een vast aantal stappen, die alle wetsvoorstellen moeten doorlopen.
De coalitie werd gevormd door Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), Democraten 66 (D66), Christen-Democratisch Appèl (CDA) en ChristenUnie (CU), dezelfde partijen als het voorgaande kabinet-Rutte III.
De Eerste Kamer wordt tegenwoordig iedere vier jaar opnieuw gekozen. Tot 1983 werd om de drie jaar een derde deel van de Kamer vernieuwd en was de zittingsduur zes jaar.
De inkomsten van de overheid bestaan vooral uit de belastingen en premies die burgers en bedrijven betalen. De overheid geeft dit geld uit aan voorzieningen zoals scholen, wegen en ziekenhuizen.
Vergeleken met de Tweede Kamer heeft de Eerste Kamer minder wetgevende rechten. Zo heeft zij niet het recht van amendement. De belangrijkste taken van de Eerste Kamer zijn medewetgeving en controle. De Eerste Kamer is bevoegd wetsvoorstellen die de Tweede Kamer heeft goedgekeurd aan te nemen of te verwerpen.
De overheid is het hoogste gezag op een bepaald grondgebied. In Nederland hebben we een parlementaire democratie. Daarin heeft de volksvertegenwoordiging, het parlement, het laatste woord. Verder bestaat de overheid uit een regering met een staatshoofd.
Macht heeft de koning niet. Voor het uitvaardigen van wetten en besluiten zijn de handtekening van zowel de koning als een minister nodig. De minister(s) zijn verantwoordelijk. De positie van de koning en de opvolging zijn geregeld in de Grondwet, vandaar dat in Nederland sprake is van een 'constitutionele monarchie'.
Democratie (van het Grieks δῆμος/dèmos, "volk" en κρατειν/kratein, "heersen", dus letterlijk "volksheerschappij") is een bestuursvorm waarin de wil van het volk de bron is van legitieme machtsuitoefening.
De Koning ondertekent alle wetten en Koninklijke besluiten en bekrachtigt internationale verdragen. Op Prinsjesdag spreekt hij de Troonrede uit. De Grondwet bepaalt dat de Koning ministers en staatssecretarissen benoemt en ontslaat en dat zij ten overstaan van het staatshoofd worden beëdigd.