In het begin van de zeventiende eeuw werd er door de bevolking gemiddeld nog twee keer per dag gegeten, een eetpatroon dat uit de middeleeuwen dateerde. 's Morgens werd begonnen met een stevig ontbijt met roggebrood, kaas, haring en bier of gort gekookt in karnemelk.
Als ontbijt aten ze pap, pannenkoek, aardappel of brood met reuzel, stroop en af en toe jam. Als hoofdmaaltijd aten ze meestal een stamppot met veel aardappelen of een gerecht van peulvruchten, zoals bruine bonen en erwtensoep. Rijke mensen konden vaker vlees, vis en zuivel kopen.
Naast vlees en vis, waren brood en bier in de middeleeuwen het voornaamste eten.Men kende erwten, bonen, wortelen en knollen, maar berichten daarover zijn schaars.
Van brood met vet tot brood met jam.
Je kent de oude afbeeldingen wel: een volle herberg met vaten bier en hompen brood en stillevens met mooie stukken brood, vlees en kaas. Brood was iets wat je erbij at en het beleggen ervan kwam pas veel later. Onno geeft aan dat we ons brood vroeger vaak alleen met wat vet aten.
Brood vormde het hoofdvoedsel, gevolgd door andere graanproducten, zoals pap. Vlees was prestigieuzer en duurder dan graan of groente. De adel liet bij speciale gelegenheden een beer (mannelijk varken) slachten. Als smaakmakers werden verjus, wijn en azijn gebruikt.
Vlees, melk en kaas
Een groot deel daarvan was van bekende landbouwdieren, zoals rund, varken, schaap, geit en paard. De bewoners van de nederzetting aten vooral rundvlees. Varken en schaap kwamen minder vaak op het bord, al hadden ze in de loop van de eeuwen wel steeds meer voorkeur voor schapenvlees.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
Wat aten wij toen? Het eten was destijds goedkoop en simpel. De warme maaltijd bestond voornamelijk uit aardappelen, groente en (een klein beetje) vlees.Gerechten als stamppot, bruine bonensoep, watergruwel, hangop en rijstebrij waren aan de orde van de dag.
Het 18de- en vroeg 19de-eeuwse menu van boeren en arbeiders was eenzijdig: het bestond hoofdzakelijk uit aardappelen en roggebrood, tijdens goede jaren aangevuld met wat boter, vlees, eieren en heel af en toe kaas, vis, suiker en rijst. Dit leverde ongeveer 2300 kcal per dag op.
Herkomst. Nederland mag dan bekend staan als aardappelland, eigenlijk komt de aardappel uit Zuid-Amerika. Rond 1600 maakten we er hier kennis mee dankzij Spaanse ontdekkingsreizigers, maar de aardappel stond eerst nog bekend als zeer giftig. Mensen aten het blad en de bessen, in plaats van de eetbare knol!
De belangrijkste waren kikkererwten en tuinbonen, rapen, kolen, koolrabi, bieten, pastinaak, prei, knoflook, uien en selderij, tuinmelde en lavas (maggikruid). Ook in deze lijst kwamen veel plantensoorten uit het Middellandse Zeegebied voor.
Er werd water gedronken, maar vaak werd het vermengd met bier of wijn. Een ander populair drankje was water met honing, en dat werd vaak een tijdje weggezet om te gisten, zodat er alcohol in kwam. Middeleeuwse mensen dronken ongetwijfeld liever bier of wijn dan water.
In de middeleeuwen werd het eten meestal in keukengerei van keramiek bereid. Keukengerei van metaal, zoals grapen (kookpotten), ketels en braadpannen waren erg duur en daarom zag je deze voorwerpen vooral bij de welgestelden en niet bij de gewone man.
Behalve graan aten de soldaten varkensvlees, rundvlees, vis (o.a. snoek en mosselen) en kaas. De dieren graasden bij de kampementen. De vis werd uit de rivier gevangen met fuiken. De informatie die wij hebben over de voeding van de Romeinen komt onder andere uit schriftelijke bronnen.
Het voedsel dat de boeren aten was doorgaans eenzijdig: graan en peulvruchten, samen met melk en eieren. Er werd wel eens vlees gegeten, maar eigenlijk gebeurde dat alleen in de slachtmaand. In die maand werd een aantal dieren geslacht en opgegeten. Wat over was van het vlees (en ook vis) werd gepekeld.
Witte kool is een van de oudste geteelde groenten. Ze wordt al sinds de oudheid gebruikt. In de middeleeuwen werd ze vooral beschouwd als een geneeskrachtige plant, maar ze werd toch ook gegeten door de burgerij.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
Hoofdmaaltijd. Bij de hoofdmaaltijd hoort als het even kan vet vlees, zoals klapstuk of doorregen spek. Vis is goedkoper dan vlees. Vooral armere mensen eten haring uit de Noordzee, paling en snoekbaars uit het IJsselmeer en mosselen uit Zeeland.
In de jaren 70 bestond de dagelijkse maaltijd voornamelijk uit de gewone Hollandse pot: aardappelen, vlees en groente. Al dan niet in de vorm van een stamppot of lekker geprakt op het bord. Heel voorzichtig maakte gedurende dit decennium de buitenlandse keuken zijn entree. We maakten kennis met de Italiaanse keuken.
De meest gangbare maaltijd van de jaren 60 was soep met ballen, kruimige aardappel met bloemkool of boontjes en varkenslapje en griesmeelpap of vla toe. En op feestelijke momenten kon de huzarensalade (of koude schotel uit het zuiden van het land) niet ontbreken!
Toen eten nog niet geïmporteerd werd
Vroeger at men dus vooral aardappelen, groente en vlees. Daarnaast waren groenten en fruit seizoensgebonden waardoor verse appels kopen in de zomer al lastig kon zijn. Broccoli, paprika of courgette waren tijdens de jaren '40 en '50 nog niet op grote schaal verkrijgbaar.
Uit grootschalig (archeologisch) skeletonderzoek van de Universiteit van Cambridge, blijkt dat gezondheid van de mensen in West-Europa - en dus ook Nederland en Utrecht - door de tijd heen fluctueert. Zo waren mensen tussen het jaar 800 en 1000 veel gezonder dan omstreeks 1800.
Er werd weinig vlees, weinig suiker en weinig vet gegeten. In plaats daarvan kwam een voornamelijk plantaardig dieet van aardappelen, granen, peulvruchten, groenten en fruit, aangevuld met een beperkt aantal vetten.
Nederland voedt zich zelf. Vanaf 1940 wordt de landbouw hervormd. Mensen eten hierdoor minder vlees en vet en meer aardappelen, granen en groenten dan in de jaren dertig. Het dagelijks menu wordt daardoor gezonder.