Pas na de val van het Romeinse Rijk in de 4e eeuw na Christus groeide het ridderschap echt uit tot een militaire onderscheiding. Met name de Frankische koningen, die rond de 8e en 9e eeuw een steeds groter deel van Europa veroverden, beloonden hun voornaamste soldaten steeds vaker met land, rijkdom en een aparte titel.
Ridder is een adellijke titel. De ridders hebben de laagste titel in de adel; onder hen staat de ongetitelde adel, baronnen staan hoger in rang. In de middeleeuwen was een ridder een bewapende ruiter, de stand der bewapende ruiters werd al snel een gesloten klasse.
Ridders waren dure soldaten die meevochten in het leger van een adellijk persoon. In ruil daarvoor kreeg de ridder een groot stuk land. Een prachtig gebied ergens in Europa - zo'n 500 jaar geleden. Een ridder rijdt op zijn gemak door het bos.
Daarom werd er veel geruild. Een boer met eieren en fruit, ruilden bijvoorbeeld met een boer met graan.Toen er zilveren en gouden munten werden gemaakt, konden mensen geld gebruiken om dingen te kopen. Er waren geen winkels, maar er kwamen kooplieden langs om spullen te verkopen.
Naast al het vechten, hadden ridders nog andere taken. Zo moesten ze ook het landgoed van hun familie beheren, bevelen geven aan de boeren die er werkten, belasting innen, de boeren beschermen en onderlinge ruzies oplossen. Daarnaast deden de ridders vaak mee met de jacht.
En omdat de arme bevolking van het Romeinse Rijk daar geen geld voor had... deden die het nog steeds in een kuil of pot. In de Middeleeuwen gingen de kasteelheren naar een toilet dat aan de buitenmuur van het kasteel hing. Zo vielen alle uitwerpselen meteen in een slotgracht of ravijn.
Launcelot Du Lac (Lancelot van het Meer) is in de legende van koning Arthur zijn rechterhand, en één van de Ridders van de Ronde Tafel. Lancelot wordt gezien als de bekendste ridder van de Ronde Tafel.
In de geschiedschrijving wordt het begrip Middeleeuwen gebruikt voor het tijdvak tussen de oudheid en de vroegmoderne tijd. Grofweg gaat het dan om de periode tussen 500 en 1500 na Christus, dus circa duizend jaar.
Brood vormde het hoofdvoedsel, gevolgd door andere graanproducten, zoals pap. Vlees was prestigieuzer en duurder dan graan of groente. De adel liet bij speciale gelegenheden een beer (mannelijk varken) slachten. Als smaakmakers werden verjus, wijn en azijn gebruikt.
De conclusie is dat een middeleeuws leger bestaat uit honderden manschappen. Zo blijkt dat de grootste legers voor de kruistochten tot 1125 bestaan uit twaalfhonderd ridders en en negenduizend voetsoldaten.
De paarden werden gekeurd op hun gedrag en karakter, bijtende en schoppende dieren werden niet toegelaten. De ridders bereden alleen hengsten of ruinen.
De meeste kastelen werden gebouwd in de middeleeuwen, tussen 500 en 1500. Dat was de Tijd van monniken en ridders.
De laatste was van de ridder Thomas von Absberg, die het vooral op Neurenberg gemunt had. Von Absberg stond bekend om zijn ongebreidelde haat jegens de kooplieden van de stad: als hij er eentje te pakken kreeg, hakte hij steevast diens rechterhand af.
Van lagere adel naar hogere adel zijn dit: jonkheer/jonkvrouw, ridder (geen vrouwelijk equivalent), baron/barones, burggraaf/burggravin, graaf/gravin, markies/markiezin, hertog/hertogin, prins/prinses.
De titel van baron komt nog bij 92 families voor. Er zijn nog maar zeven families met de titel van ridder. Het grootste deel van de Nederlandse adel heeft geen titel, maar voert het predikaat jonkheer/jonkvrouw(e).
De titels prinses en prins worden alleen gevoerd door leden van de koninklijke familie (Oranje, Nederlanden, Oranje-Nassau en de Bourbon de Parme). De Nederlandse titel hertog/hertogin wordt in het geheel niet gevoerd en de titel markies/markiezin door slechts één familie, die bovendien tot de Britse adel behoort.
Maar ook eigen uitgaven betalen. Uitgaven voor bijvoorbeeld het aanleggen van straten, bouwen van muren en betalen van poortwachters en nachtwakers. In de steden werden vooral accijnzen ingevoerd op 1ste levensbehoeften uit die tijd. Zoals brandhout, zout, zeep, graan, meel, bier, wijn, vlees, turf en kolen.
Als ontbijt aten ze pap, pannenkoek, aardappel of brood met reuzel, stroop en af en toe jam. Als hoofdmaaltijd aten ze meestal een stamppot met veel aardappelen of een gerecht van peulvruchten, zoals bruine bonen en erwtensoep. Rijke mensen konden vaker vlees, vis en zuivel kopen.
Er werd water gedronken, maar vaak werd het vermengd met bier of wijn. Een ander populair drankje was water met honing, en dat werd vaak een tijdje weggezet om te gisten, zodat er alcohol in kwam. Middeleeuwse mensen dronken ongetwijfeld liever bier of wijn dan water.
De middeleeuwse vrouwen stierven gemiddeld rond het 39ste jaar. Een sterftepiek ligt tussen 30 en 39 jaar. Vrijwel zeker zal de dood in het kraambed bij een 'vrouw op leeftijd' hierbij een grote rol hebben gespeeld.
levensverwachting in observatiejaren
Mannen werden in de jaren 1827–1828 gemiddeld 36,6 jaar, vrouwen 39,5 jaar; in 1840–1851 respectievelijk 36,1 en 38,5 jaar.
Er zijn meerdere vrouwen bekend die als ridder hebben gevochten– zoals de Engelse Petronilla de Grandmesnil, die in de 12e eeuw deelnam aan een opstand tegen de koning. Twee eeuwen later kregen vrouwen ook het recht om te worden opgenomen in een officiële ridderorde, waar ze de eretitel dame droegen.
Militaire Ridderorde
Volgens de wet is het een beloning voor burgers, militairen en eenheden "die zich in den strijd door het bedrijven van uitstekende daden van moed, beleid en trouw hebben onderscheiden". De Orde bestaat uit vier klassen: Ridder Grootkruis, Commandeur, Ridder 3e en Ridder 4e klasse.