Vaak begint deze vraag met 'waarom'. Een 'waarom'-vraag is niet heel geschikt als hoofdvraag, omdat dit vaak niet specifiek genoeg is. Met een vergelijkende vraag kijk je naar de verschillen of overeenkomsten tussen twee zaken. Tot slot een evaluatieve vraag: hiermee evalueer je een bepaald onderwerp.
De hoofdvraag formuleren is een belangrijk onderdeel. Immers, de hoofdvraag is de belangrijkste vraag die je wilt beantwoorden en is daarom sturend voor jouw onderzoek. Voordat je deze formuleert, is het belangrijk dat je het echte probleem eerst goed doorgrondt in de probleemanalyse.
In de doelstelling of het onderzoeksdoel geef je aan wat je met het onderzoek wilt bereiken. Het onderzoeksdoel is nooit om het probleem op te lossen maar om er meer inzicht in te verkrijgen. Zo kan je doelstelling voor je scriptie onder andere gericht zijn op: wat de oorzaken zijn van een probleem.
Deelvragen zijn de subvragen van je hoofdvraag. Vaak kun je de officiële onderzoeksvraag van je scriptie of onderzoek niet in één keer beantwoorden. Daarom gebruik je deelvragen die zich op een kleiner deel van je onderzoeksvraag focussen. De antwoorden op al je deelvragen leiden tot de beantwoording van je hoofdvraag.
Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen, zoals beschrijvende en verklarende vragen. En er zijn evaluatieve vragen en voorspellende en voorschrijvende onderzoeksvragen.
Het doel van het onderzoek is meer inzicht te verkrijgen in … zodat/om/waarmee/waardoor (wat kan de opdrachtgever met deze informatie bereiken?) De doelstelling van het onderzoek is kennis te verwerven/vergaren over … zodat/om/waarmee/waardoor (wat kan de opdrachtgever met deze informatie bereiken?)
De eerste stap om tot een juiste onderzoeksvraag te komen is het beantwoorden van de vraag 'waarom ga je onderzoeken, evalueren of monitoren? ' Het beantwoorden van deze vraag geeft je een beeld van het soort onderzoeksvraag dat je gaat stellen, welke informatie je nodig hebt en welke antwoorden je nodig hebt.
De hoofdvraag is de centrale onderzoeksvraag van je scriptie. De hoofdvraag stel je op met behulp van de probleemstelling die je weer met behulp van de probleemanalyse hebt opgesteld. De hoofdvraag beantwoord je in je scriptie met het onderzoek dat je doet.
Een goede hoofdvraag of centrale vraag bestaat vaak uit een combinatie van bijvoorbeeld een beschrijvend deel gevolgd door een verklarend deel. Je zult eerst onderzoeken wat er gebeurt, voordat je naar de oorzaak kunt kijken.
Wanneer je een goede onderzoeksvraag hebt bedacht ga je een hypothese opstellen. In het onderzoek maak je vaak gebruik van hypothesen om te bepalen wat voor experiment je moet doen om je vraag te beantwoorden. In het kort is een hypothese een mogelijke verklaring van een fenomeen.
Je moet formuleren wat je wel wilt en je moet niet formuleren wat je niet wilt. Anders gezegd: formuleer wat je wilt bereiken en formuleer niet wat je wilt afleren. Een doel is dus niet om te stoppen met roken. Kortom: Een doel moet altijd gaan over wat je wél wilt en niet over wat je niet (meer) wilt.
Een goede doelstelling is SMART geformuleerd.
Komt dit overeen met jouw bedoeling, dan voldoe je aan dit criterium. Meetbaar. Dit houdt in dat jij en andere betrokkenen op een objectieve manier kunnen bepalen of het doel van het project gehaald is.
Je bepaalt pas wat je precies wilt gaan onderzoeken als je een onderwerp voor je profielwerkstuk hebt gevonden. Je stelt dan een onderzoeksvraag, ook wel hoofdvraag genoemd, op. Om zo'n hoofdvraag te kunnen stellen moet je goed weten wat je met jouw onderzoek wilt bereiken.
Een probleemstelling is een omschrijving van een problematiek. Daaruit zijn vaak meerdere vraagstellingen te bedenken. En een vraagstelling roept vaak weer nieuwe vraagstellingen op. De eerste vraagstelling wordt meestal aangeduid met "de hoofdvraag", "de kernvraag", "de centrale vraag" of "de centrale vraagstelling".
Een empirische vraag gaat over hoe iets (verschijnsel, gebeurtenis, ontwikkeling) in elkaar zit, welke ontwik- keling het heeft doorgemaakt, wat de functie ervan is of was, wat de moge- lijkheden ervan zijn of waren.
Een paar voorbeelden
Een goede onderzoeksvraag bevat dus altijd 3 of 4 aspecten om hem goed af te bakenen: Wat? Wanneer? Waar? Wie?
Formuleer een open vraag
Begin hoofdvragen bijvoorbeeld met de volgende woorden: 'in hoeverre', 'welke' of 'wat'. Hiermee kun je gemakkelijk een open vraag formuleren en een breder onderzoek doen. Voorkom echter het gebruik van 'waarom' in je hoofdvraag. Dit maakt je onderzoek te breed en niet specifiek genoeg.
Het zijn er altijd twee of meer; hoe complexer het vraagstuk des te meer. Ze zijn allemaal nodig om de hoofdvraag te beantwoorden, maar beantwoording van de laatste deelvraag is nog geen antwoord op de hoofdvraag.