De lucht die langs de vleugels stroomt zorgt voor een lift. De kracht van de lift hangt samen met het vleugeloppervlak en de snelheid waarmee de lucht langs de vleugels stroomt. De oppervlakte/draagkracht van de vleugels worden voor de start verhoogd door het uitschuiven van de flaps en slats aan de vleugels.
Omdat lucht die zich sneller verplaatst een lagere druk heeft, is de luchtdruk onder de vleugel groter dan erboven. Deze druk duwt de vleugel omhoog en veroorzaakt 'opwaartse kracht' of de 'lift' waardoor een vliegtuig in de lucht blijft.
Een flink vliegtuig zoals de Boeing 747 (bij de start zo'n 375.000 kilo), heeft 3000 meter baanlengte nodig om op te stijgen. Aangekomen bij zijn bestemming heeft hij brandstof verbruikt en weegt hij nog 285.000 kilo. Dan is er 1900 meter nodig voor de landing.
Opstijgen (of Starten) is de fase van het vliegen waarin een vliegtuig overgaat van op de grond bewegen naar vliegen in de lucht, meestal op een startbaan. Voor luchtballons, helikopters en sommige speciale VTOL-vliegtuigen is er geen start- en landingsbaan nodig. Opstijgen is het tegenovergestelde van landen.
Om niet naar beneden te vallen wekt een vliegtuig 'lift' of draagkracht op die precies de zwaartekracht opheft. In horizontale richting wordt het vliegtuig tegengewerkt door weerstand van de lucht. Om toch vooruit te komen zijn er straalmotoren of propellers die het vliegtuig voortstuwen.
Door de vorm ervan is er een luchtdruk die lager is aan de bovenkant van de vleugels dan aan de onderkant, waardoor deze vleugels naar boven worden getrokken (lift). Als het vliegtuig stil hangt, is er geen luchtstroom over die vleugels, waardoor er geen lift meer is, en het vliegtuig naar beneden valt.
Als je uitgaat van bijvoorbeeld vijf vluchten per dag en een toestel 365 dagen per jaar vliegt, dan ben je ruim 26 jaar verder voordat die bovengrens is bereikt. “Als je een vliegtuig als de A320 intensief gebruikt, dan vlieg je misschien wel tien uur per dag. En dan is de levensduur zo'n vijftien jaar.
Opstijgen is minder gevaarlijk dan landen
80 procent van de vliegtuigongevallen doet zich voor drie minuten na het opstijgen en acht minuten voor het landen.
Als een vliegtuig stijgt of daalt verandert de lucht om je heen sneller dan de lucht in je oren. Als je ooit hebt gevlogen weet je dat dit zwaar oncomfortabel is – maar tijdelijk. Om de druk een beetje te verzachten kun je kauwgum eten, inademen en uitademen terwijl je je mond en je neus dichthoudt, of gapen.
Hoe hoger het vliegtuig vliegt, des te lager de luchtdruk in het vliegtuig. Ons lichaam bestaat voor een deel uit gas en dat kan uitzetten als de druk lager is. De een is er gevoeliger voor dan de ander, maar het kan zorgen voor een opgeblazen gevoel, buikpijn en soms zelfs constipatie.
Piloten vliegen bij voorkeur niet door een onweersbui heen. Afhankelijk van de heftigheid van de bui vliegen ze er ook liever niet onderdoor. Denk daarbij aan extreme neerslag in de vorm van regen en/of hagel. Ook start- en landingsbanen kunnen tijdelijk onbruikbaar worden door deze hoeveelheid neerslag.
Vliegtuigen moeten altijd tegen de wind in landen en opstijgen. Bij matige wind kunnen ze behoorlijk wat zijwind verdragen, maar zodra het gaat stormen worden die toleranties veel kleiner. Ook bij Eunice is er geen andere mogelijkheid dan pal tegen de wind in te landen of op te stijgen.
Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van vliegrampen? De meeste vliegtuigcrashes worden veroorzaakt door een ongelukkige samenloop van omstandigheden. In driekwart van de gevallen spelen menselijke fouten een rol, maar ook weersomstandigheden en technische defecten kunnen meespelen.
Op dit moment is alleen een onbemand prototype gebouwd. Een vliegtuig zonder vleugels kan alleen in de lucht blijven door zich af te zetten tegen de lucht.
Vliegtuigen stijgen dan ook het beste op tegen de wind in. Bijvoorbeeld: Een toestel stijgt op als de lucht met 300 km/h over de vleugels stroomt. Als de wind met 50km/h op de neus blaast van het toestel, dan moet het toestel een grondsnelheid creëren van 250km/h om voldoende lift te hebben voor het stijgen.
Turbulentie is vervelend voor passagiers maar het vliegtuig zal niet neerstorten. Het grootste gevaar is dat je een flinke smak maakt in het vliegtuig. Daarom moet je je riemen altijd om houden tijdens een turbulente vlucht."
Er kan veel mis gaan in de lucht: de motor van het vliegtuig kan stuk gaan, het vliegtuig kan per ongeluk in een botsing komen, de landing kan misgaan… Maar gelukkig gaat vliegen heel vaak goed en is het eigenlijk super veilig. In 2018 waren er 160 vliegtuigongelukken.
Als je zo min mogelijk turbulentie wil voelen, moet je in het midden van het midden gaan zitten. Aan de 'raamkant' voel je meer turbulentie dan in het midden van het gangpad. Waar je niet moet zitten, is aan de achterkant van het vliegtuig - daar voel je turbulentie sterker dan in het midden of aan de voorkant.
Het is een normale, menselijke reactie die je niet kunt afleren. Je moet alleen leren ermee om te gaan tijdens een normale situatie als vliegen. ' Maar welke angst er ook achter schuilgaat, vliegangst is niets anders dan een buitengewone reactie van het zenuwstelsel op een relatief onschuldige gebeurtenis.
Kijkend naar het ergste wat kan gebeuren - namelijk dat een vliegtuig neerstort - dan is de kans zo'n 1 op 11 miljoen dat dit je overkomt. Ter vergelijking: de kans dat je omkomt door een fataal auto-ongeluk is 1 op 6.000.
Het beste antwoord. Er storten ongeveer 100 vliegtuigen per jaar neer. Dat is vergelijkbaar met 1 vliegtuig dat neerstort elke 3 of 4 dagen. Dagelijks worden er echter ongeveer 90.000 tot 100.000 vluchten uitgevoerd.
Precies vandaag, maar dan gisteren, ontspon zich op mijn smartphone een discussie over het woord 'kist'. De oorsprong ligt waarschijnlijk in het feit dat de eerste vliegtuigen (houten raamwerk, bespannen met linnen) nogal op een aardappelkist leken.
De luchtvaartmaatschappij mag helemaal niet vliegen in het Europese luchtruim. De luchtvaartmaatschappij krijgt een exploitatieverbod of exploitatiebeperkingen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de maatschappij alleen met bepaalde (goedgekeurde) vliegtuigen in het Europese luchtruim mag vliegen.