Dat komt omdat bij werkwoorden die beginnen met voorvoegsels als ver-, be-, ge- het voltooid deelwoord in uitspaak gelijk is aan de tegenwoordige tijd. Dus: Hij verandert. Hij is veranderd.
Wanneer is verandert juist en wanneer veranderd? In een zin als 'Zij verandert ook nooit!' is verandert juist. In bijvoorbeeld 'Ze is het afgelopen jaar erg veranderd' is veranderd goed.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d.Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
In de tegenwoordige tijd wordt bij de tweede persoon enkelvoud (je, jij) en bij de derde persoon enkelvoud (hij, zij, het) altijd een –t toegevoegd aan de ik-vorm. Dit hoeft niet als een werkwoord al eindigt op een –t (het is: hij zit en niet hij zitt).
In de tegenwoordige tijd krijgen werkwoorden die je vervoegt in de tweede en derde persoon enkelvoud altijd een t. Ik loop en hij loopt. En als de stam van het werkwoord eindigt op een d, krijg je dt: ik vind, hij vindt.
Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Wat is juist: ik word of ik wordt, en word ik of wordt ik? Ik word en word ik zijn allebei zonder t. Als je de ik-vorm van een werkwoord vormt in de tegenwoordige tijd, voeg je geen t toe aan de stam. Het maakt niet uit of het onderwerp ik vóór of achter het werkwoord (de persoonsvorm) staat.
Voltooid deelwoord = stam + d/t
Die bestaat uit een vorm van het hulpwerkwoord “zijn” of “hebben” en een voltooid deelwoord. De werkwoorden waarvan de werkwoordstam op een letter uit 't kofschip eindigt, krijgen een “t” erachter. Werkwoorden waarvan de stam niet op een letter uit 't kofschip eindigt, krijgen een “d”.
17 antwoorden
Uw antwoord, antwoord is hier namelijk een zelfstandig naamwoord en dan is het nooit met een t er achter. Wanneer het een werkwoord is, is het in de hij-vorm wel antwoordt.
Wanneer we de vorm be werkwoord gebruiken samen met de voltooid deelwoordvorm, geeft dit aan dat de actie is uitgevoerd door iemand of de doener. Als u de zinnen bekijkt, zult u zien dat de tweede zin be werkwoord heeft samen met de voltooid deelwoordvorm van het werkwoord. Hij is veranderd.
D / dt (tegenwoordige tijd): u rijd / u rijdt
adviezen>spelling>d t of dtadviezen>grammatica>vervoegingwerkwoordD / dt (tegenwoordige tijd): u rijd / u rijdt Vraag Is het u rijd of u rijdt? Antwoord U rijdt is correct. Toelichting De onvoltooid tegenwoordige tijd wordt gevormd op basis van de stam van het …
Hier is 'verandert' de persoonsvorm (het werkwoord dat zicht aanpast aan de persoon: als er 'wij' stond, was het 'wij veranderen' geweest). De persoonsvorm is hier 'is' of 'heeft'. 'Veranderd' is hier geen persoonsvorm, maar voltooid deelwoord. De uitgang van het voltooid deelwoord werk met het 't kofschip.
Het werkwoord verhuizen wordt als volgt vervoegd: ik verhuis, jij verhuist, wij verhuizen, jij verhuisde, wij verhuisden, wij zijn verhuisd. De stam (het hele werkwoord min -en) van verhuizen is verhuiz.
Bij werkwoorden als leven en verhuizen, dus met v en z, is het extra oppassen met de spelling: leven: de werkelijkheid leefde – de werkelijkheid is geleefd – de geleefde werkelijkheid.
In de zin 'Morgen wordt je salaris gestort' is je de niet-nadrukkelijke vorm van jouw. Er staat dus eigenlijk: 'Morgen wordt jouw salaris gestort. ' Het onderwerp van deze zin is je/jouw salaris.Daarom komt er een t achter de stam word.
Tegenwoordig geldt het schrijven van een t in aansporingen als 'Redt de tijger! ' volgens de taalnorm als een spelfout(je). Wat daarbij de doorslag geeft, is dat je in 'Help de tijger! ' ook geen meervouds-t zou schrijven.
– voltooid/voltooit: 'ik voltooide' is met een 'd', dus 'voltooid' eindigt ook op een 'd'. – geleefd/geleeft: 'ik leefde' is met een 'd', dus 'geleefd' eindigt ook op een 'd'.
De stam is krab. De laatste letter is b. Deze letter staat niet in 't kofschip. Daarom schrijf je krabde.
Als 'je' voor het werkwoord staat, schrijf je altijd een -t achter de ik-vorm/aangepaste stam. Goed: Je vindt dit vast geen goed idee. Fout: Je vind dit vast geen goed idee.
Dt-fouten voorkomen met de smurfenregel
Een bekend ezelsbruggetje voor werkwoordspelling in de onvoltooid tegenwoordige tijd is de 'smurfenregel'. Het is eigenlijk heel simpel: vervang een werkwoord in de tegenwoordige tijd door een vorm van 'smurfen' en je hoort meteen of er een -t achter moet.
onvoltooid tegenwoordige tijd, o.t.t. (taalkundige term) De onvoltooid tegenwoordige tijd wordt gevormd door aan de stam van het werkwoord een uitgang toe te voegen. Voorbeelden van de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) zijn: ik werk, jij denkt, hij gaat, wij wandelen, jullie eten, zij dromen.