Komt er bloed mee, dan weet je zeker dat je een bloedvat hebt geraakt. Verder is het belangrijk dat alle lucht uit de spuit is verwijderd. Daarom wordt de spuit, nadat de anabolen uit de ampul zijn opgezogen, op zijn kop gehouden met de naald naar boven.
Een van de mogelijke complicaties is het per ongeluk aanprikken van een bloedvat. Wanneer de medicatie dan toch ingespoten wordt, kan dit direct in het bloedvat terecht komen. In ernstige gevallen leidt dit mogelijk tot shock of coma.
De huid moet schoon zijn, maar hoeft niet ontsmet te zijn, tenzij dit zo met u is afgesproken. Steek de naald in één beweging in de huidplooi waarbij u de spuit rechtop houdt, de naald moet helemaal in de huid geprikt worden. Druk de spuit rustig leeg, inclusief luchtbelletje (bij een kant-en-klare injectiespuit).
Let op: na het injecteren niet over de injectie plaats wrijven, dit kan blauwe plekken veroorzaken en/of verergeren!
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Bij het injecteren gaat de luchtbel in de 'stamper' zitten. De luchtbel komt hiermee als laatste bij de opening en helpt op deze manier met het leegmaken van de spuit en de naald.
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
De dorsogluteale injectieplaats ligt dichterbij een grote zenuwbundel (de n. ischiadicus). Dat is de hoofdzakelijke reden waarom wordt aangenomen dat ventrogluteaal injecteren veiliger is.
Indien het medicijn kant-en-klaar in de flacon zit: a Verwijder de beschermhuls van de opzuignaald. b Zuig een hoeveelheid lucht in de spuit die overeenkomt met de voorgeschreven dosering. c Steek de naald door de rubber dop van de flacon en spuit de lucht in.
Gebruik voor intramusculaire injecties een iets dikkere en langere naald, bijvoorbeeld 0,8 x 25- 38 mm-naalden voor volwassenen. Voor kinderen wordt 16 mm aanbevolen. De lengte van de naald wordt ook bepaald door de dikte van de onderhuidse bindweefsellaag (vetlaag)1.
De hoeveelheid te injecteren vloeistof mag nooit meer dan twee milliliter zijn. En er worden vaak alleen vloeistoffen toegediend die een langzame resorptie moeten hebben, bijvoorbeeld insuline, heparine en morfine.
Plaats de naald loodrecht in de huidplooi, in een hoek van 90 graden. De naald mag helemaal in de huid. Laat de huidplooi los. Spuit vervolgens langzaam de vloeistof in, door de zuiger rustig naar beneden te drukken.
Bij intramusculaire injecties vindt de inspuiting (injectie) plaats in spierweefsel. De vloeistof wordt sneller (binnen 15 – 20 minuten1) in de bloedsomloop opgenomen dan na een subcutane injectie.
Om de werking van de insuline goed te kunnen sturen, is het van belang dat de insuline in het onderhuidse vetweefsel wordt geïnjecteerd (subcutane injectie) en niet in de spier. Als de insuline in een spier wordt geïnjecteerd, kan er ernstige hypoglykemie optreden.
Bij injecties wordt vaak de B12 in een spier geïnjecteerd, meestal de bilspier door zijn grote oppervlakte, waarbij de B12 langzaam het lichaam inlekt.
Mocht er zonder aspiratie toch bloed in de spuit verschijnen, dan moet men het vaccin niet inspuiten, maar de spuit en naald terugtrekken, de naald vervangen door een nieuwe en de vaccinatie opnieuw uitvoeren met hetzelfde vaccin.
Plaats van injecteren kan zijn: de bil, bovenste buitenste bilkwadrant; het been, middelste derde gedeelte van het bovenbeen aan de buitenzijde; de arm, bovenste derde gedeelte van de bovenarm aan de buitenzijde.
Voor het opzuigen wordt een speciale optreknaald gebruikt. Deze heeft een grotere diameter en een speciale punt die geen gaten achterlaat in een rubberen stop na het optrekken. De driedelige injectiespuit dient voor het opzuigen en/of inspuiten van een vloeistof en is verkrijgbaar met Luer of Luer Lock aansluiting.
Houd het uiteinde van de spuit (de zuiger) ingedrukt met uw duim. Terwijl u druk houdt op de zuiger, trekt u de spuit uit de huid. Wrijf niet over de injectieplaats.
Bij een onkundige injectietechniek kan de injectievloeistof te diep of juist niet diep genoeg geïnjecteerd worden. Dat kan leiden tot weefselschade of onbedoelde subcutane of intramusculaire injecties.
Het is belangrijk om regelmatig van injectieplaats te veranderen. Langdurig op een zelfde plaats spuiten, kan lipodystrofie veroorzaken. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de beste manier om normaal weefsel te behouden, het op de juiste manier en consequent roteren van injectieplaatsen is.
De buik is de voorkeursplaats voor oplosbare humane insuline (Regular®), omdat opname daar het snelst plaatsvindt. De opname van oplosbare humane insuline kan bij bepaalde personen traag zijn (bij ouderen, bij personen die weinig of niet bewegen, ...).
De injecties worden subcutaan toegediend, dat wil zeggen in het onderhuidse weefsel. Het medicijn wordt vanuit dit weefsel in het bloed opgenomen. U kunt makkelijk zelf leren te injecteren. De meeste patiënten ervaren het zichzelf injecteren als een eenvoudige handeling.
De huidlaag zit bij getrainde mensen vaak strak om de spieren. Spuit de insuline niet te diep. Dus niet in een spier. Dit is pijnlijk en de insuline wordt hierdoor sneller opgenomen.