Begin hoofdvragen bijvoorbeeld met de volgende woorden: 'in hoeverre', 'welke' of 'wat'. Hiermee kun je gemakkelijk een open vraag formuleren en een breder onderzoek doen. Voorkom echter het gebruik van 'waarom' in je hoofdvraag. Dit maakt je onderzoek te breed en niet specifiek genoeg.
Stel je een beschrijvende vraag, dan breng je iets in kaart: je beschrijft in je PWS een situatie, gebeurtenis of ontwikkeling. Stel je een verklarende of analyserende vraag, dan ga je op zoek naar de oorzaken, processen of gevolgen van een gebeurtenis of ontwikkeling. Vaak begint deze vraag met 'waarom'.
Een onderzoeksvraag bestaat uit twee of meer constructen waartussen een verband wordt verondersteld. Dit verband is bepalend voor het soort analyse (kwalitatief of kwantitatief) dat jij gaat uitvoeren. De structuur van je onderzoeksvraag is dus bepalend voor je onderzoeksmethode.
De hoofdvraag is het belangrijkste onderzoeksvraag van je scriptie. Je stelt je hoofdvraag op aan de hand van je probleemstelling. Een goede hoofdvraag is onderzoekbaar, haalbaar, origineel, complex, relevant, specifiek en focust zich op één probleem.
Een voorbeeld van een beschrijvende vraag is: 'Hoe werkt dit hier? ', 'Op welke plekken lukt het al?' ' Waar zien we hier vandaag al goede voorbeelden van? ' of 'Wat is hier nu eigenlijk aan de hand en wie heeft daar last van? ' Beschrijvende vragen gaan over het hier en nu.
Hoofdvraag bestaat uit meerdere vragen
De onderzoeksvraag bestaat uit twee of meer vragen. Een hoofdvraag dient normaliter uit één vraag te bestaan. Het zou nog binnen de lijntjes vallen als de tweede vraag zeer nauw aansluit op de eerste, maar twee onderzoeksvragen met twee verschillende thema's is uit den boze.
Kenmerken van een goede probleemstelling
Eén zin: één korte en duidelijke zin (als deze erg lang wordt dan liever opsplitsen in deelvragen) Specifiek geformuleerd: helder afgebakend (wat wel en wat niet), precies en scherp. Relevant: toegevoegde waarde (voor wetenschap, maatschappij, afstudeerorganisatie)
Je omschrijft het probleem en wat de aanleiding is van het probleem. Vervolgens geef je de doelstelling (SMART) en vanuit de doelstelling formuleer je de hoofdvraag (SMART). Om goed antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag deel je de hoofdvraag in stukjes. Deze stukjes vragen zijn de deelvragen.
Goede deelvragen
Een goed geformuleerde deelvraag voldoet aan dezelfde eisen als een hoofdvraag of probleemstelling. Aanvullende eigenschappen voor goede deelvragen zijn: Ze zijn minder complex en specifieker dan de hoofdvraag. Ze beslaan samen hetzelfde, dus niet een groter gebied, als de hoofdvraag.
Een goede onderzoeksvraag begint vaak met de woorden 'in hoeverre', 'wat', 'hoe', 'waarom' en 'wanneer'. Hierdoor maak je het onderwerp vaak al specifieker.
Bij het doen van onderzoek is het dan ook van groot belang dat je de juiste vraag stelt om antwoord te krijgen op de gestelde hoofdvraag. Het gaat om de volgende vragen. Beschrijvende vraag. Bij de beschrijvende vraag gaat het erom dat je inzicht krijgt in hoe iets er uitziet of eraan toe gaat.
Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen, zoals beschrijvende en verklarende vragen. En er zijn evaluatieve vragen en voorspellende en voorschrijvende onderzoeksvragen.
Maak heel duidelijk wat het resultaat van je onderzoek moet zijn. Bij een te algemene, brede, slecht afgebakende vraag zul je snel verdwalen in een brij aan informatie. De vraag is Meetbaar. Geef zo concreet mogelijk aan hoe achteraf kan worden bepaald of het doel is behaald.
Een hypothese is een voorlopige stelling waarin je aangeeft wat je verwacht te vinden in je onderzoek. Vervolgens test je deze hypothese met behulp van je wetenschappelijke onderzoek, zoals een experiment of correlationeel onderzoek. Je stelt de hypothese altijd op voordat je het onderzoek uitvoert.
Je onderzoeksvraag moet SMART zijn: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en te doen in tijd. Naast een hoofdvraag formuleer je een aantal deelvragen. Die beantwoorden dan samen de hoofdvraag. Dit bepaalt ook de structuur van je werkstuk.
Goede deelvragen
Een goed geformuleerde deelvraag voldoet aan dezelfde eisen als een hoofdvraag of probleemstelling. Aanvullende eigenschappen voor goede deelvragen zijn: Ze zijn minder complex en specifieker dan de hoofdvraag. Ze beslaan samen hetzelfde, dus niet een groter gebied, als de hoofdvraag.
Er is geen vast aantal deelvragen dat je moet opstellen. Wel is het zo dat hoe complexer je onderwerp is, hoe meer deelvragen je nodig zult hebben. Probeer je te beperken tot 4 à 5 deelvragen. Als je er (veel) meer nodig hebt, moet je wellicht je hoofdvraag vereenvoudigen of beter afbakenen.
Je deelvragen zijn subvragen van je hoofdvraag die helpen om je hoofdvraag stapsgewijs te beantwoorden. Meestal is een hoofdvraag te complex om in één keer te beantwoorden en daarom gebruik je deelvragen om stap voor stap tot het antwoord op de hoofdvraag te komen.
Wat is een hoofdvraag? De hoofdvraag is de centrale onderzoeksvraag van je scriptie. Deze stel je op met behulp van de probleemstelling die je weer met behulp van de probleemanalyse hebt opgesteld.
'Zet in je agenda dat je per dag drie uur aan je scriptie gaat werken. Niemand kan zich acht uur lang concentreren, dus de hele dag vrijhouden hoeft niet. Met die drie uur kun je er even voor gaan zitten en daarna weer iets anders doen. '
De gemiddelde duur van een scriptie ligt tussen de 3 en 12 maanden, waarbij je meestal 6 maanden bezig bent (ongeveer 1 semester). Hoe lang het proces precies duurt, hangt af van het soort onderzoek en hoeveel studiepunten ervoor staan. Het allerbelangrijkste is dat je je houdt aan een goede planning.
Kijk daarom vooraf altijd naar de eisen van de opleiding: hoeveel studiepunten (ECTS) staan er voor je scriptie? Volgens onderwijsinstellingen staat 1 ECTS gemiddeld gelijk aan 28 uur werk. Krijg je 10 studiepunten voor je scriptie? Dan verwacht de opleiding dus dat je er 280 uur (7 fulltime weken) aan zult besteden.