Bovenbenen. Bij de bovenbenen kan er gespoten worden in het middelste gedeelte van de benen aan de buitenkant. De binnenkant van het been is te gevoelig en er lopen grotere bloedvaten vlak onder de huid. Daarom is het niet verstandig om hier te spuiten.
op de injectieplek mogen geen littekens of zwangerschapsstrepen zitten. als u op korte termijn geopereerd wordt aan uw buik of bovenbeen, mag u op deze plek niet injecteren. u kunt geen injectie plaatsen op plaatsen waar u een vochtophoping (oedeem), trombose, verlammingsverschijnselen of zichtbare bloedvaten heeft.
de bil, bovenste buitenste bilkwadrant; het been, middelste derde gedeelte van het bovenbeen aan de buitenzijde; de arm, bovenste derde gedeelte van de bovenarm aan de buitenzijde.
Een subcutane injectie is een injectie die wordt gespoten in het onderhuidse vetweefsel. Als u zelf de injectie toedient, kunt u prikken in het vetweefsel op de buik of in de bovenbenen. Als u door een ander ge njecteerd wordt, kunnen ook de bovenarmen of het bovenste gedeelte van de bil gebruikt worden.
Vanuit de buik wordt insuline sneller opgenomen dan vanuit de zijkant van de benen of billen.
Injectienaald intramusculair
Injectiegebied: Inspuiting vindt plaats in spierweefsel. De vloeistof wordt sneller in de bloedsomloop opgenomen dan na een subcutane injectie. In volgorde van opnamesnelheid zijn de meest geschikte injectiegebieden de armspier, de dijbeenspier of de bilspier.
Geschikte injectieplaatsen: insuline wordt niet op alle plaatsen even snel opgenomen: buik en dijen zijn de meest voorkomende injectieplaatsen – ten minste 1 cm afstand van de navel voor volwassenen en ten minste 3 cm afstand van de navel voor kinderen.
Algemene richtlijnen ten aanzien van het subcutaan insuline injecteren: Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied.
Complicaties/Bijwerkingen
Ontstekingen op de plaats van injectie. Allergische reactie op het toegediende medicijn. Weefselbeschadiging bij patiënten die vaak geïnjecteerd worden.
Naast roodheid, zwelling, warmte en pijn, kan er ook een blauwe verkleuring en jeuk ontstaan op de injectieplaats na het vaccineren. Door zwaartekracht kan een ontstekingsreactie van de injectieplaats af verplaatsen, bijvoorbeeld bij een blauwverkleuring of een zwelling.
Voor een intramusculaire injectie geldt dat er maximaal vijftien millimeter vloeistof mag worden ingespoten. Bovendien moet rekening worden gehouden met de algemene lichamelijke toestand van de zorgvrager.
Bij ventrogluteaal injecteren, injecteer je in de middelste bilspier (gluteus medius). Deze spier ligt iets meer naar de zij-/voorkant dan de grote bilspier. Om de juiste injectieplaats voor deze spier te bepalen maak je een denkbeeldige driehoek op de heup en injecteer je in het midden van die denkbeeldige driehoek.
De vitamin B12 shot wordt onmiddellijk in de spier geïnjecteerd en omdat ons spierweefsel meer bloedtoevoer heeft, wordt deze intramusculaire injectie veel sneller opgenomen.
- Steek de naald in één beweging in de huidplooi waarbij u de spuit rechtop houdt. De naald moet helemaal in de huid geprikt worden. - Druk de spuit rustig leeg, inclusief luchtbelletje. - Laat de naald 5 seconden in de huid zitten om te voorkomen dat er vloeistof terug loopt.
Bij het injecteren gaat de luchtbel in de 'stamper' zitten. De luchtbel komt hiermee als laatste bij de opening en helpt op deze manier met het leegmaken van de spuit en de naald.
Bij intramusculaire injecties dient u een iets dikkere en langere naald te gebruiken. De 0,8 mm x 25 mm of de 0,8 mm x 40 mm wordt meestal gebruikt voor volwassenen.De groene 0,8 mm x 16 mm naald is beter geschikt voor kinderen. De naaldlengte is ook afhankelijk van de dikte van het onderhuidse bindweefsel.
subcutaan injecteren is het injecteren van een vloeistof in bindweefsel of vetweefsel. Het voordeel van subcutaan injecteren is dat een je een klein naaldje hebt. Je kunt dus niet diep in het lichaam prikken. Je hoeft je dus geen zorgen te maken om een grote zenuwtak of groot bloedvat raken.
Om die reden wordt subcutane infusie vaak toegepast in de palliatieve zorg. Het inbrengen van een vleugelnaald om subcutane infusie toe te passen, behoort tot de voorbehouden handelingen. Je mag deze handeling alleen uitvoeren in opdracht van een arts.
Intracutaan (in de bovenste huidlaag), subcutaan (onderhuids) en intramusculair (in de spieren). Je leert de onderlinge verschillen van injecteren en wanneer deze toegepast worden. Je leert injecties gereed maken voor gebruik en het toedienen.
De zigzagtechniek wordt ook wel de Z-techniek of rangeertechniek genoemd. Wanneer je terugvloeien van vloeistof of irritatie door de geïnjecteerde vloeistof wilt voorkomen, kun je van deze techniek gebruik maken.
De meest gangbare plek is de voor- of zijkant. Als alternatief kan er ook gekozen worden voor de buik, let er dan wel op dat je minimaal op 2 cm afstand van de navel zit. Of voor de bovenarm (de voor-, zij- of achterkant).
Wanneer er een calciummagnesiuminfuus wordt toegediend is het belangrijk in de schuine kant van de naald te kijken omdat zo voorkomen wordt dat injectievloeistof de naald niet uit kan of de wand van het bloedvat wordt beschadigd.
De meest geschikte plaats is de buik. Je mag de hele buik, zowel onder als boven de navel gebruiken. Spuit alleen niet te dicht op de navel: hou ongeveer 5 tot 10 centimeter afstand. Ook billen en dijbenen zijn heel geschikt voor insuline-injecties.
De keuze voor de injectieplaats(en) hangt af van: de dikte van het onderhuids vetweefsel. de lengte van de pennaald. de injectietechniek.
Subcutane injecties worden toegediend in het onderhuidse vetweefsel, waar de vloeistof langzaam wordt opgenomen. Intramusculaire injecties gaan direct in het spierweefsel en de vloeistof komt snel in de bloedsomloop.