Je deelt de populatiegrootte door de steekproefgrootte (N / n = k) en selecteert bijvoorbeeld elke ke persoon. Als de populatie 1000 mensen telt, en je wilt een steekproef van 100, dan selecteer je dus elke tiende persoon uit het bestand.
Betrouwbaarheidsniveau van steekproeven: Een percentage dat laat zien hoe zeker u kunt zijn dat de populatie een antwoord binnen een bepaald bereik zou kiezen. Een betrouwbaarheidsniveau van 95% bijvoorbeeld, betekent dat u voor 95% zeker kunt zijn dat de resultaten ergens tussen de getallen x en y liggen.
Een steekproef is een selectie uit een totale groep of populatie. In een kwantitatief onderzoek gebruik je een steekproef om data te verzamelen over een populatie, zonder de hele populatie te hoeven onderzoeken.
Een betrouwbaarheidsniveau van 95% is gangbaar, en betekent dat je in 95 van de 100 gevallen goed zit met de uitkomst, maar dus ook in 5 van de 100 gevallen fout. LET OP: Een hoger percentage qua betrouwbaarheidsniveau, zorgt ervoor dat de steekproefomvang groter moet zijn. Standaard kies je voor: 95 (ofwel 95%).
Een representatieve steekproef is een steekproef waarbij de groep mensen die jij geselecteerd hebt, daadwerkelijk iets zegt over de gehele populatie. Anders geformuleerd, wil je dat de steekproef een goede indicatie geeft van de aard van de populatie dan is het van belang dat de steekproef representatief van aard is.
De steekproeffout is de fout die ontstaat doordat niet de gehele populatie wordt onderzocht maar slechts een beperkt deel (een steekproef) daarvan.
Je kunt slechts een deel van de populatie ondervragen. Dit deel van de populatie, de groep mensen die je enquête uiteindelijk invult, vormt je steekproef. Onderzoeken met behulp van een steekproef bespaart tijd en geld en geeft een betrouwbaar resultaat indien de steekproef representatief is en groot genoeg.
WAT IS EEN STEEKPROEFEENHEID? Een steekproefeenheid is het specifieke element van een bepaalde categorie ruimten, en de ruimten zelf. Een steekproefeenheid vertegenwoordigt een aantal bijbehorende elementen.
Een onderzoeker wil bijvoorbeeld een systematische steekproef trekken van 500 personen uit een populatie van 5000 personen. Hij telt elk element van de populatie van 1-5000 en kiest elk 10e individu om deel uit te maken van de steekproef (Totale populatie/steekproefgrootte = 5000/500 = 10).
Zoals de naam al aangeeft, is de foutmarge een waardebereik boven en onder de feitelijke enquêteresultaten. Als 60% 'ja' antwoordt bij een foutmarge van 5%, betekent dit dat tussen de 55% en 65% van de mensen in de algehele populatie van mening is dat het antwoord 'ja' moet zijn.
Voor de betrouwbaarheid moet je de vragenlijst op consistente wijze afnemen en willekeurige fouten voorkomen bij de data-analyse. Voor de validiteit is het van belang dat je begrippen correct zijn geoperationaliseerd, zodat je meet wat je daadwerkelijk beoogt te meten.
De validiteit kan worden onderzocht door te bepalen of je daadwerkelijk hebt gemeten wat je wilde meten, bijvoorbeeld door kritisch te kijken naar je onderzoeksopzet en meetinstrumenten. Validiteit is niet hetzelfde als betrouwbaarheid: Bij validiteit gaat het om de juistheid van de resultaten.
Bij steekproeven gebruiken we n – 1 in de formule, omdat het gebruik van n een vertekende schatting zou geven, waarbij de spreiding wordt onderschat. De steekproefvariantie is normaal gesproken lager dan de werkelijke populatievariantie.
Een steekproef representeert de populatie. Dit betekent dat hoe groter een populatie wordt, hoe groter de steekproef wordt. Een te kleine steekproef representeert of vertegenwoordigt de populatie niet goed, waardoor er een mogelijkheid ontstaat dat de betrouwbaarheid van het onderzoek niet genoeg toereikend is.
De grootte van de populatie
Hier geeft u in hoeveel mensen de groep bevat die door uw steekproef moet worden vertegenwoordigd. Bij een werknemersenquête is de populatie bijvoorbeeld het totale personeelsbestand. Eens de populatiegrootte boven de 20.000 komt, zal de steekproefgrootte niet veel meer wijzigen.
Een steekproef of monster, een begrip in de statistiek, of trekking in de kansrekening, is een selectie uit een totale populatie ten behoeve van een meting van bepaalde eigenschappen van die populatie. Een monster kan in het dagelijkse spraakgebruik ook een voorbeeld van een individu uit een populatie betekenen.
Doorgaans gebruik je geen steekproef als je kwalitatief onderzoek verricht. Ook gebruik je nooit een steekproef als je onderzoekspopulatie zo klein is dat je simpelweg alle personen die hiertoe behoren kunt ondervragen. Dit is mede afhankelijk van je onderzoeksmethode.
Bij een geclusterde steekproef (cluster sampling) delen onderzoekers een populatie op in kleinere groepjes. Deze worden clusters genoemd. Vervolgens selecteren ze willekeurig clusters om een steekproef te vormen. Een geclusterde steekproef valt onder aselecte steekproeven.
Een steekproef is de specifieke subgroep die je daadwerkelijk onderzoekt en waarvoor je data verzamelt. De steekproef is altijd kleiner dan de populatie zelf, omdat je maar een deel van de populatie onderzoekt. Bij wetenschappelijk onderzoek bestaat een populatie niet altijd uit mensen.
Clustersteekproef. Steekproef waarbij de populatie verdeeld is in een aantal vergelijkbare deelpopulaties ('clusters'). De steekproef wordt in dit geval gevormd door steekproeven uit elke cluster. Bijvoorbeeld: alle teamleden van drie sportteams van in totaal twintig sportteams van een sportclub.
Een grote steekproef kan net zoals een kleine steekproef 'niet' representatief zijn. Wanneer bepaalde mensen een grotere kans hebben dan anderen om geselecteerd te worden, kan de steekproef een vertekend beeld geven en dus niet representatief zijn.
Een steekproefcontrole houdt in dat een “lot”, zijnde een bepaald aantal voorschriften uit een pak van een bepaalde maand, aan een gedetailleerde controle wordt onderworpen.
Voor de betrouwbaarheid moet je de vragenlijst op consistente wijze afnemen en willekeurige fouten voorkomen bij de data-analyse. Voor de validiteit is het van belang dat je begrippen correct zijn geoperationaliseerd, zodat je meet wat je daadwerkelijk beoogt te meten.