Pantograaf. De meest gebruikte stroomafnemer is de pantograaf of schaarbeugel, meestal gewoon aangeduid als stroomafnemer, ander spoorjargon: beugel, stra en panto, is het onderdeel van een trein of tram waarmee de rijstroom van de bovenleiding wordt afgetapt.
Een pantograaf, pentograaf of vroeger tekenaap, is een hulpmiddel bij het maken van tekeningen. Het is een verstelbaar parallellogram van hout, metaal of plastic. Een pantograaf wordt gebruikt om illustraties, tekeningen en patronen vergroot of verkleind over te nemen.
Hoe wordt een pantograaf gebruikt? Met een pantograaf worden patronen, afbeeldingen en tekeningen vergroot of verkleind. Hierbij wordt aan het uiteinde van de pantograaf een potlood of stift bevestigd. Daarnaast wordt er eveneens een stift of potlood op het onderste scharnierpunt van de pantograaf bevestigd.
In Nederland hangt de bovenleiding van de trein meestal op 5,50 meter hoogte boven de kop van de spoorstaaf. De minimale hoogte is 5,10 meter.
De elektrische stroom door de bovenleiding kan oplopen tot enkele duizenden ampère. De stroom loopt vanuit een onderstation via de bovenleiding en de stroomafnemer naar de motor van de trein; de retourstroom naar het onderstation loopt via de rails. De blootstelling kan worden verminderd door afstand te houden.
Deze wielen zijn van ijzer en aan de binnenkant van het wiel steekt nog een stuk wiel uit. Dit noemen ze een "flens" en die zorgt ervoor dat de trein op de rails blijft. Een trein heeft geen stuur en is dus onbestuurbaar.
Het huidige systeem van 1500 Volt (1,5KV) op de bovenleiding kent relatief veel energieverlies in het systeem en levert een beperkt tractievermogen.
In de trein zit een sterke elektromotor. Een trein met pantografen die tegen de bovenleiding aan zitten, en die geen uitlaatgassen produceert, rijdt op stroom. Er zijn ook dieseltreinen. Die rijden op, eh, diesel.
Dit is een gemiddelde van 0 storingen per dag. De gemiddelde storingsduur voor deze oorzaak is 8 uur, 30 minuten.
Een trein rijdt op spoorlijn, spoorweg of spoorbaan. Als er een bovenleiding hangt noemen we het een geëlektrificeerde spoorlijn. In spoortaal heet het dat een spoorlijn 'onder de draad is gebracht'. Als er geen bovenleiding is, spreken we van een diesellijn, omdat er alleen dieseltreinen op kunnen rijden.
Pantograaf. De meest gebruikte stroomafnemer is de pantograaf of schaarbeugel, meestal gewoon aangeduid als stroomafnemer, ander spoorjargon: beugel, stra en panto, is het onderdeel van een trein of tram waarmee de rijstroom van de bovenleiding wordt afgetapt.
De elektrische energie wordt opgenomen door middel van een pantograaf, of bij een derde rail met een sleepcontact. De elektrische energie wordt in de locomotief gebruikt om de elektromotoren te laten werken. De retourstroom verlaat via de wielen de trein, en vloeit via de rails terug naar het onderstation.
Bij een defect aan de bovenleiding valt de stroom op het betreffende stuk spoor meteen uit. De treinen die zich op dit stuk spoor bevinden, komen dan stil te staan.
Een gemiddelde storing duurt twee uur, maar de variatie is enorm. Zo'n 30% van de storingen is binnen een halfuur al opgelost, terwijl 1 op de 10 storingen ook langer dan 4 uur duurt.
Wissels zorgen ervoor dat treinen van spoor en richting kunnen veranderen. De mechanisch beweegbare delen moeten foutloos en volledig in de juiste positie zijn ingesteld. Als dat niet lukt, is er een wisselstoring. De trein mag dan niet over het wissel rijden.
De meeste personentreinen rijden op elektriciteit. Op enkel trajecten heb je nog dieseltreinen voor het personenvervoer. Onder andere Roermond-Venlo. Bij het goederenvervoer rijden wel de meeste treinen op diesel.
IJsland. IJsland is niet geheel spoorloos, het heeft hier en daar nog wat trajecten liggen. Deze stammen uit de tijd dat er in IJsland daadwerkelijk treinverkeer was. In 1913 werd een smalspoorbaan van ruim 12 kilometer in gebruik genomen, dit had te maken met de uitbreiding van de havens in IJsland.
De vorm lijkt op het stuur van een auto, maar de functie ervan is beter te vergelijken met die van een gaspedaal. Met het tractiewiel regelt de machinist het vermogen dat de elektromotoren van de trein leveren.
Het spoor waar de trein over rijdt bestaat uit grind, spoorstaven en bielzen. Wanneer er een nieuw stuk spoor aangelegd moet worden wordt eerst een grondbed van grind aangelegd. Daarna worden de bielzen gebracht. Vroeger waren bielzen van geïmpregneerd hout, nu zijn ze van beton.
In normaalbedrijf hebben de vijfdelige NS treinstellen iets meer dan 2,5 MW aan vermogen tot hun beschikking voor het optrekken en ongeveer 3,4 MW voor de achtdelige treinen. Dat levert een maximale versnelling van 0,71 m/s² op voor de vijfdelige treinstellen en 0,79 m/s² voor de achtdelige treinen.
Openbaar vervoer en energie-verbruik, wanneer op het beste gedrag. Twee hogesnelheidstreinen. De elektrische trein verbruikt 3 kWh per 100 zitplaats-km; de dieseltrein, 9 kWh.
De stenen vormen het ballastbed waarin de betonnen of houten dwarsliggers (spoorbielzen) liggen. Daarop liggen de spoorstaven waar de trein overheen rijdt. De stenen zorgen ervoor dat spoor in een rechte lijn blijft liggen, dempen trillingen en voeren overtollig regenwater af.
Het beste antwoord. Bij sommige typen materieel kan het wel, bij andere typen niet. Ook als het bij een bepaald type materieel normaal gesproken wel kan, heb je kans dat je net een trein treft waar ze extra meetapparatuur onder hebben gehangen.
Levensduur en onderhoud
Spoorstaven gaan ongeveer dertig jaar mee. Slijtage van rails is afhankelijk van de intensiteit van het treinverkeer en van het materieeltype dat over het spoor rijdt. Door slijtage kan de vorm van de kop veranderen.