Een MRI-scan brengt met onschadelijke magnetische stralen de hersenen gedetailleerd in beeld. Op de beelden zijn afwijkingen te zien die passen bij de verschillende vormen van dementie. Het onderzoek is pijnloos en ongevaarlijk.
De specialist doet neurologisch en neuropsychologisch onderzoek om de diagnose dementie te bevestigen. Eventueel wordt aanvullend onderzoek gedaan, bijvoorbeeld met een MRI-scan. Ook zal de specialist de ziekte vaststellen die de dementie veroorzaakt, zoals de ziekte van Alzheimer.
FTD uit zich vaak in gedragsveranderingen die niet altijd specifiek op dementie wijzen. Naast neuropsychologisch onderzoek (testen van onder andere geheugen, concentratie en taal) is het dan nodig om een MRI-scan te maken. Maar ook MRI-beelden laten soms nog te weinig zien om direct de diagnose FTD te kunnen stellen.
Rob Nabuurs zocht naar methodes om de ziekte van Alzheimer eerder aan te tonen. Met MRI ontdekte hij dat een afwijkende distributie van myeline en ijzer in de grijze stof in de hersenen de ziekte misschien beter verraden dan de nu veelgebruikte amyloid-plaques.
Achteruitgang in de hersenen
Bij dementie gaan de zenuwcellen in de hersenen kapot. Soms gaan niet de zenuwcellen zelf kapot, maar de verbindingen tussen de cellen. Het is ook mogelijk dat de cellen en de verbindingen het niet meer goed doen. Door deze afname van cellen functioneren de hersenen steeds minder goed.
Moeite met het opnemen en verwerken van nieuwe informatie. Wisselingen in stemming of juist onverschilligheid. Overzicht verliezen in drukke situaties zoals op het werk (bij complexe situaties) of in het huishouden. Gedragsveranderingen zoals minder remmingen en/of initiatiefverlies (apathie).
De bloedtest toont een eiwit aan dat exclusief voorkomt bij de ziekte van Alzheimer. De test kan dus niet uitsluiten dat iemand aan een andere vorm van dementie lijdt. Daarom zijn er verschillende testen nodig om te kijken of iemand dementie heeft, en zo ja, welke vorm van dementie hij heeft.
Beginnende dementie herkennen
Vergeetachtigheid. Problemen met dagelijkse handelingen. Vergissingen met tijd en plaats. Taalproblemen.
Indeling fases van dementie
Een andere veel gebruikte indeling is de omschrijving van de vier fases van ik-beleving bij dementie; de bedreigde ik of cognitieve fase; de verdwaalde ik of emotionele fase; de verborgen ik of psychomotore fase; de verzonken ik of zintuiglijke ervaring.
Wat is het verschil tussen alzheimer en dementie? In het kort gezegd; dementie is een verzamelnaam voor meer dan 50 verschillende ziektes. De ziekte van Alzheimer is één van de vormen van dementie. Van alle vormen van dementie komt alzheimer het meeste voor.
Onderzoek en diagnose
bloedonderzoek - Voor bloedonderzoek nemen we een of meerdere buisjes bloed af uit een ader. mri-scan - Een mri (magnetische resonantie imaging) is een scan die een afbeelding van de hersenen maakt. Een variant op de mri-scan is de fmri, of functionele mri.
Bij een vermoeden van dementie volgt vaak een bezoek aan de huisarts. Die maakt op basis van zijn kennis en ervaring een afweging of het wel of niet gewenst is om een diagnose te stellen. Een huisarts vertelde bijvoorbeeld aan de onderzoekers 'Laatst vertelde een mevrouw dat ze wat vergeetachtig was.
Wat kun je beter niet doen? Probeer jouw naaste niet te veel te corrigeren of tegen te spreken. Dat confronteert de persoon met dementie met wat hij niet meer weet of kan. Hard praten, snel praten of juist fluisteren.
Mensen met dementie leven gemiddeld 8 jaar met de ziekte. De diagnose wordt gemiddeld na zo'n 14 maanden gesteld. Gedurende het ziekteproces neemt zowel het aantal klachten als de ernst van de klachten toe.
Vergeetachtigheid, geheugenverlies en dementie zijn niet hetzelfde. Vergeetachtigheid is een onschuldig verschijnsel waarbij iemand zich tijdelijk iets niet kan herinneren. Bij geheugenverlies zijn er herinneringen en informatie echt uit het geheugen verdwenen.
Stress en dementie
Stress verhoogt de productie van stresshormonen, beschadigt de hippocampus, beïnvloedt leer- en geheugenprocessen en verlaagt de afweer. Al deze factoren zijn al eens in verband gebracht met dementie. Stresshormonen kunnen nog jaren na traumatische ervaringen in het bloed worden gevonden.
Bij beginnende dementie kost het steeds meer energie om je met je gedachten ergens op te focussen. Het wordt lastig om een gesprek te volgen, beslissingen te nemen, een kleine rekensom of een goede planning te maken. Een verhaal vertellen is soms moeilijk als je niet op namen of woorden kunt komen.
Nachtrust mensen met dementie verbeteren
Ze functioneren minder goed en het kan zorgen voor eiwitopstapeling en daardoor verdere achteruitgang. Mensen met dementie worden overdag vaak minder actief en vallen dan soms zelfs in slaap. Door die 'middagdutjes' zijn ze 's avonds niet moe genoeg om goed te kunnen slapen.
Duidelijkheid over een diagnose dementie begint bij de huisarts. De huisarts kan een diagnose stellen of je naaste doorverwijzen voor verder onderzoek. Duidelijkheid over een diagnose dementie begint bij de huisarts. In veel gevallen zal hij zelf de diagnose stellen.
Blijf niet rondlopen met je zorgen
Dan is het tijd om in actie te komen. De geheugentest is een goed begin als je antwoorden zoekt op de vragen die je hebt. De test bestaat uit zestien herkenbare voorbeelden gericht op het geheugen. Je beantwoordt de vragen en vergelijkt de situatie nu met die van tien jaar geleden.
Dementie op jonge leeftijd begint meestal tussen de 40 en 65 jaar. Bij het woord dementie denkt men het eerste aan problemen met het geheugen. Bij dementie op jonge leeftijd vallen juist veranderingen in het gedrag meer op.
De meest voorkomende soorten dementie zijn:
Ziekte van Alzheimer. Vasculaire dementie. Frontotemporale dementie. Lewy body dementie.
De ziekte begint vaak plotseling. Iemand met vasculaire dementie kan geleidelijk achteruitgaan, maar het kan ook plotseling slechter gaan. In deze stapsgewijze ontwikkeling kunnen er stabiele periodes zijn met weinig achteruitgang of zelfs een beetje vooruitgang.
Frontotemporale dementie (FTD) is soms erfelijk (in 25 tot 40% van de gevallen). Iemand met de erfelijke vorm van FTD heeft 1 op 2 (50%) kans om dit aan een kind door te geven. Lewy body dementie is bijna nooit erfelijk. Bij het ontstaan van vasculaire dementie speelt erfelijke aanleg waarschijnlijk een kleine rol.