Autismespectrumstoornissen (ASS) komen ook onder ouderen voor. Ze kunnen decennialang onopgemerkt blijven, tot de eisen die de veranderingen op latere leeftijd aan een persoon stellen, het beperkte aanpassingsvermogen overschrijden.
Met andere woorden: iemand kan een genetische aanleg hebben voor autisme, maar óf hij of zij ook daadwerkelijk autisme ontwikkelt hangt mogelijk onder meer af van invloeden uit de omgeving. Welke invloeden dat zijn en welke rol ze precies op welk moment in de ontwikkeling spelen, daarover is nog maar weinig bekend.
Autisme bij vrouwen op latere leeftijd
Je kunt dit bijvoorbeeld merken doordat kinderen met autisme weinig tot geen oogcontact maken en in sommige gevallen onverschilligheid tonen tegen hun ouders. In grote lijnen gaan autismesymptomen gepaard met problemen met sociale interactie en gedragsproblemen.
Mensen met AS hebben vaak moeite met het aangaan en onderhouden van vriendschappen en intieme relaties. Dit hangt vooral samen met een gebrekkige wederkerigheid in het contact en moeite om andere mensen aan te voelen. Ook hebben ze moeite met het betekenis geven aan, en het interpreteren van non-verbale communicatie.
Gevoeliger of juist minder gevoelig voor prikkels als pijn en geluid zijn; Anderen minder goed kunnen aanvoelen; Herhaling in gedragingen en vasthouden aan routines; Overmatige belangstelling voor een bepaald onderwerp.
Problemen hebben met het goed aanvoelen van andere mensen. Weinig rekening houden met andere mensen. Moeite hebben met het maken van oogcontact (vooral kinderen), in sommige gevallen langs je heen kijken. Het lachen in reactie op de lach van iemand anders, lijkt zich minder te ontwikkelen.
Sommige kinderen met autisme lijken minder behoefte aan slapen te hebben. Zij kunnen zich op wakkere momenten uitstekend bezig houden, zonder hun ouders uit hun slaap te houden. Vergeleken met leeftijdgenoten zonder autisme is de algemene slaapkwaliteit beduidend slechter.
Je vindt het moeilijk om contact te maken en te onderhouden. Je hebt meer dan anderen moeite met praten en communiceren. Je vindt het lastig om je dingen die er niet zijn, voor te stellen. Je hebt geen fantasie, of juist een te grote fantasie.
'Bij autisme zijn de sociale voelsprieten anders afgesteld', legt Geurts uit. 'Mensen kunnen daardoor veel gevoeliger zijn en snel overweldigd raken door de sociale informatie die ze oppikken, of juist veel te weinig sociale informatie ophalen.
Je krijgt nooit hetzelfde terug als van iemand die geen autisme heeft. Mensen met autisme vinden intiem contact vaak lastig. Een knuffel kan dan al een romantisch gebaar zijn. En ik heb bijvoorbeeld veel moeite met het huishouden.
Moeite om zich in een ander te verplaatsen. Functioneel denken (Beperken tot 'logica' en missen van sociale aspecten) Moeite met inschatten andere mensen. Moeite met herkennen en onder woorden brengen van eigen gevoelens en gedachten.
Kenmerken die vaak in verband worden gebracht bij mensen met autisme zijn: Gevoeliger voor bepaalde prikkels, zoals geluiden, pijn of emoties. Problemen op sociaal gebied of een minder goed ontwikkelde sociale intuïtie. Moeite met (onverwachte) verandering.
Relevante en niet relevante informatie komen even hard binnen en dat zorgt al snel voor overprikkelde zintuigen. Er ontstaat een chaos in het hoofd, iemand heeft veel meer tijd nodig om de informatie te verwerken en er volgt een tragere reactie of andere interpretatie.
Moeite met praten, schrijven en lezen
Je hebt een beperkte woordenschat en komt soms moeilijk uit je woorden. Je herhaalt vaak bepaalde woorden of praat op dezelfde toon. Je vindt het moeilijk gesprekken te starten en op gang te houden. Je vindt het lastig om te verwoorden wat je bijvoorbeeld denkt of voelt.
Als je aan een vorm van autisme lijdt, dan heb je grote moeite met veranderingen, zeker als ze onverwachts komen. Je doet graag vaak hetzelfde, draagt graag elke dag dezelfde kleding of je eet enkel wat je goed kent en het liefst zo vaak mogelijk hetzelfde. Je houdt van orde en structuur in je leven.
Het idee dat mensen met autisme geen inlevingsvermogen hebben, is achterhaald. De ontwikkeling van het inlevingsvermogen kan wel anders verlopen dan bij mensen zonder autisme. En dat kan leiden tot misverstanden in een (liefdes)relatie.
Mensen met autisme hebben een lagere levensverwachting dan mensen zonder autisme. Ze leven gemiddeld 16 jaar korter.
Hierdoor moet je als partner van iemand met autisme rekening houden met de volgende 'problemen': Een gebrek aan intimiteit en seks. Iemand met autisme voelt onvoldoende aan wat een ander wil, tenzij hem of haar dat duidelijk wordt gemaakt. Daarnaast ervaren autisten aanrakingen vaak meer of minder intens.
Routines zijn erg belangrijk voor mensen met autisme, omdat het hen houvast geeft. Daarom kan een avondritueel helpen om beter te slapen. Het gaat om een vaste routine voor het slapen gaan. Zo kan het zijn dat u 1 of 2 uur voor het slapen gaan nog een avondwandeling maakt, het huis schoonmaakt of een boek gaat lezen.
Agressie om rituelen. Veel kinderen met autisme hebben iets waar ze zich helemaal in verliezen, waar ze heel graag mee bezig zijn. Dat heet een preoccupatie of fiep. En autistische kinderen kunnen een ritueel hebben, wat soms kan leiden tot een (dwang)handeling.
Mensen met autisme kennen geen emoties. Smalltalk, oogcontact of een knuffel… Mensen met autisme hebben het doorgaans moeilijk met sociale interactie. Als kind valt het hen al zwaar om vriendschap te sluiten met leeftijdgenoten en vaak komen ze ronduit ongeïnteresseerd over.
Mensen met autisme hebben moeite met liegen of manipuleren. Anderzijds brengt hun nood aan voorspelbaarheid, hun gebrek aan flexibiliteit en hun onvermogen om subjectief te denken mee dat ze de regels respecteren, hun plicht doen en blijk geven van objectiviteit en een onwrikbare logica.