Zonne-energie omvormers van SMA kunnen zeer goed tegen hoge temperaturen. Zelfs tot omgevingstemperaturen tot meer dan 40 of 50 graden Celsius functioneren ze goed. Toch is het verstandig om er rekening mee te houden dat de omvormer ook warmte produceert en dat hij deze warmte moet kunnen afvoeren.
Veel omvormers zijn geschikt voor buitenmontage.Ze hoeven zelfs niet perse onder een afdak te staan. Informeer bij jouw leverancier of de omvormer geschikt is voor buitenmontage, want niet iedere omvormer kan tegen vocht en condens.
Een omvormer mag (afhankelijk van het merk en type) ook buiten gehangen worden. Ook in dit geval blijft het belangrijk bij het plaatsen van de omvormer dat de warmteafvoer geregeld wordt. Als de zon volop schijnt dan kan een omvormer gemakkelijk 5% aan rendement verliezen door de productie van warmte.
Een krappe slecht geventileerde meterkast of een hooischuur is daarom geen goede plek. Een koele garage, daarentegen, is de perfecte plek. Ondanks dat een zolder misschien warm wordt 's zomers, is ook dit een goede plek voor de omvormer, omdat zonnepanelen veel directe zoninstraling op het dak wegnemen.
Kan een zonnepaneel bevriezen? Zonnepanelen kunnen niet breken of kapotvriezen door ijs, maar wél beschadigen als je er heet water op gooit of met chemische antivriesmiddelen in de weer gaat. Het beste is gewoon wachten tot het ijs vanzelf smelt.
Wist je dat zonnepanelen beter werken bij lagere temperaturen? Het klinkt misschien tegenstrijdig, maar kou is eigenlijk juist goed voor zonnepanelen. Bij hele hoge temperaturen kunnen zonnepanelen te warm worden en gaat een deel van de opbrengst verloren.
De temperatuur
Dat komt doordat de zonnepanelen de energie beter geleiden bij kou dan bij warmte. Voor iedere 10 graden temperatuurstijging daalt de stroomopbrengst met ongeveer 3% tot 5%. Een warme, zonnige zomerdag kan dus zorgen voor minder opbrengst dan een zonnige winterdag.
Wanneer hier rekening mee wordt gehouden blijft het kabelverlies ruim onder de 1%. De kabel van de omvormer naar de meterkast moet bij voorkeur ook niet langer zijn dan 20 meter.
Zelfs tot omgevingstemperaturen tot meer dan 40 of 50 graden Celsius functioneren ze goed. Toch is het verstandig om er rekening mee te houden dat de omvormer ook warmte produceert en dat hij deze warmte moet kunnen afvoeren. Sommige omvormers zijn uitgerust met temperatuurgestuurde ventilatoren.
De kabel van de omvormer naar de meterkast
Voor omvormers (fase 1) wordt een 3-aderige kabel gebruikt (3 x 2,5 tot 6 mm2) en voor omvormers (fase 3) 5 x 2,5 mm2. Deze kabeldikte kan berekend worden met behulp van het vermogen van de omvormer en de lengte van de kabel.
Zo staat er op de site van milieucentraal.nl het volgende: 'Een centrale omvormer moet je na ongeveer 12 jaar vervangen', terwijl 'micro-omvormers wel zo'n 25 jaar meegaan'.
Micro-omvormer - Elk paneel heeft een individuele omvormer; ze stoten geen geluid uit. Stringomvormer - Veel gebruikt op een huishoudelijk zonnepaneel. Ze kunnen een hoorbaar gezoem tot wel 45dB uitzenden (iets luider dan fluisterniveaus).
De winter (maanden januari en februari) tellen voor zonnepanelen eigenlijk nauwelijks mee. Die zijn beide goed voor 3% van de totale jaaropbrengst.
Maar hoeveel wekt een zonnepaneel nou precies op? In de zomer kan een zonnepaneel een piek bereiken van zo'n 3.000 tot 3.500 watt per uur. Dit in tegenstelling tot de winter, wanneer het zomaar 25 watt kan zijn. Als de zon schijnt in de winter dan kan de opbrengst soms nog wel een piek hebben tot zo'n 400 watt.
Tijdens regen leveren de zonnepanelen over het algemeen geen energie op. Het is belangrijk dat er geen plassen regenwater op de zonnepanelen blijven staan. Daarom worden de zonnepanelen altijd met een hellingshoek van rond de 35 graden geplaatst. Regenwater stroomt dan altijd goed weg.
De omvormers kunnen enkel energie kwijt als de netspanning lager is dan de omvormer spanning. Als er stelselmatig meer PV-installaties bijkomen, kan dit probleem steeds erger worden. Als de omvormer te vaak uit en aan gaat, heeft dit een impact op de opbrengst én de levensduur van de omvormer.
Wat er wel eens gesuggereerd wordt, is dat de warmteontwikkeling onder de panelen brand kan veroorzaken. Zonnepanelen kunnen ontzettend warm worden, tot wel 70 graden Celcius. Dit is warm, maar is nog lang niet warm genoeg om een brand te kunnen veroorzaken of de dakbedekking te doen ontbranden.
Afhankelijk van de mate van de bewolking en de gevoeligheid van de zonnepanelen zal er wel minder stroom worden opgewekt. Ten opzichte van een zonnige dag zal de opbrengst tussen de 10% en 25% lager zijn.
Omvormers tot een stroom van 2,25A mogen direct op het lichtnet worden aangesloten, via een bestaande wandcontactdoos. Bij omvormers groter dan 2,25A heeft u twee mogelijkheden. Het uitbreiden van de installatiekast met extra groepen of het zonnepaneel aansluiten via de onderverdeler ZV16.
Ja, omvormer werken beter in een koele omgeving. Omvormers produceren een bepaalde warmte die ze ook weer kwijt moeten kunnen. Wordt een omvormer namelijk te warm dan kan dit zorgen voor minder opbrengsten. Tot wel 5%.
Omdat sommige omvormers een foutstroom hoger dan de standaard 30 mA-grens waarbij gebruikelijke aardlekschakelaars de stroomkring onderbreken, is het zinvol om de omvormer achter een aparte type B aardlekschakelaar van ten hoogste 300mA te plaatsen.
Veel mensen denken dat zonnecellen alleen werken als de zon schijnt, dat is niet zo. Ook als het bewolkt is of zelfs als het regent leveren zonnepanelen stroom. Zonnecellen hebben vooral daglicht nodig om te kunnen functioneren.Feller licht maakt de stroomopbrengst wel hoger.
De sneeuw zal in de meeste gevallen vanzelf van de panelen afglijden als de temperatuur weer oploopt. Blijft de sneeuw toch een tijdje liggen, dan kunt u overwegen om de panelen schoon te (laten) vegen. Maar dit is niet ons advies.
De ideale hellingshoek voor zonnepanelen is 35 graden. Met deze hellingshoek heeft u de optimale zoninstraling en leveren de zonnepanelen de meeste opbrengst. Bij daken gericht op het zuiden is het vermogensverlies bij ongunstige hellingshoeken (tussen 10 en 60 graden) maximaal 10%.