Wanneer een zekering 'springt' als gevolg van kortsluiting of overbelasting, moet die zekering vervangen worden omdat het draadje binnenin de zekering doorgebrand is. Een automaat onderbreekt de stroom ook, maar doet dat door het elektriciteitscircuit te doorbreken.
Het kan zijn dat een installatieautomaat niet meer voldoet aan jouw wensen of de eisen van een nieuwe installatie. Misschien is hij kapot en moet je daarom deze installatieautomaat vervangen. Kortom er zijn verschillende redenen te bedenken waarom je zelf een groep wilt vervangen in de groepenkast.
Een groepenkast kan een mensenleven meegaan, zo denkt u wellicht. In theorie zou dat ook zeker kunnen. Wanneer de elektriciteit in de groepenkast eenmaal juist en netjes is aangelegd, gebeurt er in principe weinig meer mee. Het vervangen van de groepenkast kan om verschillende redenen gebeuren.
De stop die gesprongen / doorgeslagen is, is te herkennen aan het veertje dat uit de zekering komt op de plek waar u nog een gekleurd metalen plaatje zag. Deze kleur is grijs bij een zekering van 16A, rood bij 10A. Schakel de knop onder de zekering op uit, schroef de porseleine knop los en verwijder de zekering.
Het verschil tussen een zekering en een automaat is eenvoudig: wanneer een zekering 'springt' als gevolg van kortsluiting of overbelasting, moet ze worden vervangen. Een automaat onderbreekt de stroom, maar kan opnieuw worden ingeschakeld wanneer de oorzaak is verholpen.
Technisch gezien heeft een zekering of automaat een maximum aan ampère ( aanduiding grootte van elektrische stroom ). Wordt dit maximum overstegen, dan brandt de zekering door of slaat de automaat af. Je vindt zekeringen terug in auto's, wasmachines maar dus ook in de elektrische installatie van je woning.
Je mag zoveel kringen je wil aansluiten op die automaat, zolang je maar het maximum aantal lichtpunten wat voor één zekeringkring mag, niet overschrijd. Voor een zuivere lichtkring bestaat er geen wettelijk maximaal aantal punten.
Wanneer een zekering 'springt' als gevolg van kortsluiting of overbelasting, moet die zekering vervangen worden omdat het draadje binnenin de zekering doorgebrand is. Een automaat onderbreekt de stroom ook, maar doet dat door het elektriciteitscircuit te doorbreken.
Wanneer er een hogere stroom dan 10A doorheen loopt door overbelasting, een elektrisch defect of kortsluiting, wordt het geleidende contact in de zekering zodanig verhit, zodat deze uiteindelijk smelt. De stroomkring is nu onderbroken.
Als de zekering meerdere keren achter elkaar aanspreekt, is dit een signaal dat er iets niet goed is met de elektrische installatie. Er kan zijn dat er ergens kortsluiting of overbelasting is ontstaan. Als de fout in de elektrische installatie niet wordt gerepareerd kan er oververhitting ontstaan met brand als gevolg.
Een installatieautomaat is een beveiligingssysteem voor elektrische bedrading tegen beschadiging die ontstaat door te hoge elektrische stromen ten gevolge van kortsluiting of overbelasting. Een installatieautomaat wordt ook wel maximumschakelaar of zekeringsautomaat genoemd.
De automaat onderbreekt het elektrische circuit als door kortsluiting of overbelasting een te hoge stroomsterkte in een groep of installatie ontstaat. Bij een plotselinge hoge stroomstoot (kortsluiting) geschiedt het uitschakelen nagenoeg zonder tijdsverloop door een elektromagneet.
C20 geeft aan bij welke stroom deze automaat zal uitvallen. 20: Deze automaat zal 20A door laten, en dus dus nooit mogen uitvallen bij 20A. C: Deze automaat volgt de C-curve; Deze curve geeft aan hoe lang een bepaalde stroom moet vloeien voordat de automaat uit valt.
"Een zekering of automaat springt bij overbelasting", zegt Xavier Malherbe van OCB. "Indien het aangesloten vermogen te hoog is, of bij kortsluiting.
Wanneer de bedrading in een elektrisch apparaat kapot gaat, of de bedrading komt in aanraking met water, veroorzaakt het apparaat kortsluiting. Er 'lekt' dan teveel stroom en een zekering of de aardlekschakelaar schakelt automatisch uit.
Kortsluiting ontstaat wanneer één of meer elektrische draden elkaar raken. Dat kan zijn als gevolg van een kapot apparaat of een beschadigde kabel. Natuurlijk zijn deze stroomdraden meestal voorzien van een isolatielaag, maar deze kan beschadigd raken door water, warmte, stof of andere zaken.
Test de zekering.
Bij gebruik van een digitale multimeter die ingesteld is om de continuïteit te meten, moet de meter continu piepen als u de draden bij het uiteinde van de zekering vasthoudt. Dat betekent dat het circuit rond is. Als dit niet gebeurt, dan is de zekering stuk.
Bij autozekeringen zijn dit de twee plaatjes op het bovenste gedeelte van de zekering. Kleine zekeringen meet u door de meetsondes op de twee metalen uiteinden te plaatsen.
Hoe werkt een zekering? Als er te veel vermogen over één groep loopt, zal de zekering doorsmelten en zal daardoor de stroomtoevoer stop worden gezet. Als dit niet gebeurt, kan er door de hoge hoeveelheid stroom warmte ontwikkelen en uiteindelijk brand ontstaan. De stroom stroomt vaak door verschillende zekeringen.
Gebruik automatische zekeringen van maximum 20 A voor de verschillende kringen stopcontacten. Op een kring met stopcontacten mogen maximum acht stopcontactgroepen geplaatst worden. Gebruik voor de verlichting automatische zekeringen van maximum 16 A.
Een doorgeslagen stop herkennen
U herkent een doorgeslagen stop aan het venstertje in de schroefdop van een stop. Als dit venster afwijkt van de andere stoppen in de meterkast, wat wil zeggen dat het witte plaatje kapot is, zal deze doorgeslagen zijn.
Voor schakelaars en lichtpunten gebruik je een 16A automaat met een XVB kabel met een diameter van 1,5mm². In de regel worden lichtkringen en stopcontacten afzonderlijk afgezekerd.
Bij een gemengde kring wordt steeds geschakeld met een automaat van 16A, met een draadsectie van 2,5mm² voor elke draad in het circuit & moet steeds in de zekeringskast voorafgegaan worden door een differentieelschakelaar.