De Cronbach's alpha test (Cronbach, 1951) wordt vaak gebruikt als indicator van interne consistentie (internal consistency). In sommige gevallen kan je een negatieve waarde krijgen van de Cronbach's alpha.
Een negatieve item-totaal-correlatie of zelfs een negatieve alpha duidt op inconsistentie binnen de schaal. Is dit het geval bij een of enkele items, dan ben je waarschijnlijk vergeten deze in de juiste richting te coderen of te spiegelen.
Zijn de scores lager dan hebben zij er ook geen vertrouwen meer in. Mijn ervaring is dat hoe kleiner Cronbachs alfa wordt, des te meer ruis je meet. Je krijgt dan analyseresultaten die niet goed zijn te interpreteren of die de ene keer wel iets interessants opleveren en de andere keer niet.
Uit de Cronbach's alpha komt een score tussen 0 en 1.
Interne consistentie garanderen
Je berekent de correlaties tussen vragen die hetzelfde meten, om te bepalen of de antwoorden op deze vragen samenhangen. Een respondent zal op twee (of meer) vragen die hetzelfde meten en voldoende met elkaar samenhangen ongeveer dezelfde antwoorden geven.
Wat is een alfa? Alfa's zijn mannen of vrouwen - want beide geslachten komen in aanmerking om een alfa te zijn - die andere mensen vertellen wat ze moeten doen. Ze stralen vaak gezag uit en dwingen respect af van bèta's, de mensen die de opdrachten van de alfa's uitvoeren.
Als we de betrouwbaarheid van een instrument onderzoeken door de meting letterlijk op dezelfde manier te herhalen spreken we van 'test-hertestbetrouwbaarheid'.
Correlatie betekent kort gezegd samenhang. Het gaat hierbij om samenhang tussen reeksen getallen of de waarden van toevalsvariabelen. Je kunt bij samenhang denken aan de samenhang tussen leeftijd en lengte of de samenhang tussen de groei van de economie en de bevolkingsgroei.
Een positieve correlatie betekent dat beide variabelen samen toenemen of afnemen. Een negatieve correlatie betekent dat de ene variabele toeneemt, terwijl de andere variabele afneemt. Als de correlatiecoëfficiënt gelijk is aan 0, is er geen verband tussen de variabelen (zero correlation).
Hoe verder de correlatie van 0 af zit, hoe sterker het verband is. Op basis van toeval zal de correlatie altijd wel iets van 0 afwijken. Maar met de p-waarde wordt beoordeeld of het verband 'significant' is. Bij een p-waarde die kleiner is dan 0.05, is een verband statistisch significant.
Correlatiemaat. De mate van correlatie tussen twee variabelen wordt uitgedrukt in de correlatiecoëfficiënt. De waarde daarvan kan variëren tussen –1 en +1. Daarbij betekent 0: geen lineaire samenhang, +1: een perfecte positieve lineaire samenhang en –1: een perfecte negatieve lineaire samenhang.
Met 4 à 5 metingen heb je een grove indicatie van de spreiding. Met 10 metingen heb je een redelijke waarde. Dit laatste is dus eigenlijk het minimum dat je nodig hebt voor een betrouwbaar resultaat.
Bij validiteit gaat het om het meten wat je beoogt te meten. Bij betrouwbaarheid daarentegen gaat het om de vraag of je onderzoeksresultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde wijze nogmaals uitvoert.
Is er een hoge samenhang (twee keer hetzelfde antwoord) dan mag de conclusie getrokken worden dat het meetinstrument in hoge mate betrouwbaar is. Echter, is er een lage samenhang (de beide metingen komen niet met elkaar overeen), dan mag niet de conclusie worden getrokken dat het meetinstrument onbetrouwbaar is.
Het woord zit ook in samenstellingen als alfadier, alfateef, alfareu. Ook de samenstelling alfavrouw komt voor: het gaat dan om vrouwen die een succesvolle carrière hebben en intelligent, mooi, sexy en rijk zijn. Een onderzoek onthult dat alfavrouwen minder succesvol zijn op de huwelijksmarkt.
Vrouwen om de alfavrouw heen nemen vaak haar houding over, gaan hetzelfde praten en lachen. En als zij de ruimte verlaat, verandert er iets. Gesprekken vallen stil, mensen in de groep zijn een beetje lost. Een alfavrouw neemt op een natuurlijke, rustige manier de leiding.
De Sigma staat aan de top van de sociale hiërarchie. Net als de Alpha. Alleen de Sigma heeft de hiërarchie niet nodig. De reden daarvan is dat hij zoveel mogelijk op zichzelf wilt zijn.
Een betrouwbare bron is een bron die gegevens verstrekt die op waarheid berusten. Een blogartikel of Wikipedia kan bijvoorbeeld interessante informatie bevatten, desondanks wil dat niet zeggen dat de informatie die verstrekt wordt door deze bronnen ook daadwerkelijk juist is. Niet elke bron is dus betrouwbaar.
Vaak wordt het 95% betrouwbaarheidsinterval gebruikt. Hiermee zeg je eigenlijk: stel ik zou mijn onderzoek 100 maal herhalen, dan verwacht ik dat de werkelijke waarde (parameter) minstens 95 keer binnen het (voor ieder onderzoek apart opgestelde) 95% betrouwbaarheidsinterval ligt.
In wetenschappelijk onderzoek noemt men een meetinstrument betrouwbaar wanneer de geobserveerde waarde precies gelijk is aan de waarde op een ander moment, indien onder identieke omstandigheden wordt gemeten.
Bij betrouwbaarheid gaat het om hoe consistent een methode iets meet. Hierbij is het van belang dat de uitkomsten hetzelfde zijn als je de meting of het gehele onderzoek op exact dezelfde wijze nog een keer uitvoert (reproduceert of repliceert).
Stel je hebt 95% gekozen. Bereken de foutmarge. Je kunt de foutmarge vinden middels de volgende formule: Za/2 * σ/√(n). Za/2 = betrouwbaarheidscoëfficient, waarbij a = betrouwbaarheidsniveau, σ = standaarddeviatie en n = steekproefgrootte.
Hoeveel interviews zijn er nodig om een goed beeld te krijgen? Bij kwalitatief marktonderzoek zijn steekproeven van 12, 15 of 20 respondenten gebruikelijk. Grotere steekproeven zijn een uitzondering. Die kleine steekproeven wekken meestal verbazing.
Terwijl men met correlatie aangeeft hoe sterk het verband is tussen variabelen, probeert men met regressie te achterhalen hoe binnen dat verband de waarde van een afhankelijke variabele gemiddeld zal toenemen of afnemen wanneer de waarde van één of meerdere onafhankelijke (of voorspellende of verklarende) variabelen ...