Beaucoup (veel), très (erg) en trop (te veel) zijn veelgebruikte bijwoorden die niet van een bijvoeglijk naamwoord komen.
Très betekent 'erg'. Het kan gebruikt worden met bijvoeglijk naamwoorden of bijwoorden.
Net als een bijwoord zegt ook een zelfstandig naamwoord iets over een ander woord. Het belangrijkste verschil tussen deze twee woordsoorten is dat een bijvoeglijk naamwoord alleen iets over een zelfstandig naamwoord zegt. Een bijwoord zegt juist iets over een werkwoord, ander bijwoord of bijvoeglijk naamwoord.
Daarnaast zijn er bijwoorden die je niet afleidt van een bijvoeglijk naamwoord, zoals beaucoup (veel), très (erg), souvent (vaak), parfois (soms) en trop (te veel).
Eigenlijk kun je zowel als bijvoeglijk naamwoord (De eigenlijke oorzaak van het probleem…) als als bijwoord (Dat is eigenlijk best een vreemd verhaal) gebruiken.
In de zin met het meeste is het meeste in zijn geheel een bijwoordelijke bepaling, en dat geldt ook voor de zin met het meest. In die gevallen speelt het getal of geslacht van het zelfstandig naamwoord geen rol.
Mooi is bijwoord bij het bn rode. Ik heb een mooie rode auto. Mooie zegt nu wél iets over het zn auto en is dus bijvoeglijk naamwoord.
Een bijwoord zegt nooit iets over een zelfstandig naamwoord, dan is het namelijk een bijvoeglijk naamwoord. Een voorbeeld van een zin met een bijwoord is: 'Ik heb heel lekker gegeten'. In deze zin is 'heel' het bijwoord.
Bijwoord. «He swims pretty good.» Hij zwemt vrij goed.
Het bijwoord weer heeft de betekenis 'opnieuw'. Het drukt een herhaling uit.
Niet is een bijwoord van ontkenning dat de inhoud van een zin ontkent of bijvoorbeeld een werkwoord, deelwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord dat erop volgt: niet doen, niet gezegd, niet lopend, niet verlegen, niet erg, niet bijzonder slim enzovoort.
Bijwoord. Mogelijk komt hij nog naar het feest.
Sommige bijwoorden staan op zichzelf , zoals: beaucoup (veel), très (zeer, erg, heel), bien (goed), mal (slecht); andere bijwoorden zijn afgeleid van een bijvoeglijk naamwoord, en eindigen dan op - ment.
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die iets zeggen over zelfstandig naamwoorden. Denk bijvoorbeeld aan de jonge man, de lieve kat of het mooie huis. Jonge, lieve en mooie zeggen iets over het woord dat erachter staat (de zelfstandig naamwoorden). Dit zijn dus voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden.
Een bijvoeglijk naamwoord (adjectif) vertelt iets over een zelfstandig naamwoord. In het Frans wordt die zin: Il est un grand chien. Een bijvoeglijk naamwoord verandert in het Frans mee met het zelfstandig naamwoord: Un joli garçon.
Het bijwoord nog wordt onder andere gebruikt om (samen met andere woorden) een aspect van tijd, herhaling, hoeveelheid of versterking uit te drukken. Ik wil wel, maar nu nog niet. Hij wil nog eens. Ik heb nog vijf tanden.
Een voornaamwoordelijk bijwoord is een combinatie van een van de bijwoorden van plaats er, hier, daar, waar, ergens, nergens en overal, en een of meer voorzetselbijwoorden (bijvoorbeeld af, aan, achter, door, heen, in, mee, op, toe, uit, van, voor).
Bijwoord. «Vi fik en melding om, at en mand er blevet skudt i hovedet.» We kregen een rapport (erover) dat een man werd in het hoofd geschoten.
In een aantal zinnen kan zowel hetzelfde (als bijwoord) als dezelfde (als aanwijzend voornaamwoord) gebruikt worden. Dat is het geval als dezelfde in de zin kan verwijzen naar een de-woord of een meervoudsvorm, en als hetzelfde ook mogelijk is in de betekenis 'gelijk, gelijksoortig', 'ongewijzigd' of 'eender'.
Bijwoord. vanzelfsprekend. ▸ En wat deden de andere Pieten in die drie dagen? Natuurlijk, ze maakten een nieuwe rode mantel voor Sinterklaas.
Bijwoord. Als je het te snel doet, lukt het niet.
Het bijwoord is een woord dat ergens bij hoort. Een bijwoord geeft altijd meer informatie over een ander woord of een andere woordgroep. Een voorbeeld: Jinthe rent hard.
andere bijwoorden: Hij verdiende bijzonder weinig (bijzonder zegt iets over weinig).