Dit betekent dat de prijs (P) altijd gelijk is aan de gemiddelde opbrengst (GO). Ook de MO van elk product is gelijk. Daarom geldt bij het berekenen van de winstmaximalisatie in volkomen concurrentie P=GO=MO.
2. Veel aanbieder, er zijn bij monopolistische concurrentie veel aanbieders. De MO lijn is altijd de helft van de GO lijn. Dat de MO lijn altijd eerder bij 0 is kan je verklaren aan de hand van het richtingscoëfficiënt.
Voor de overige marktvormen (zoals monopolie, oligopolie en monopolistische concurrentie) geldt dat de marginale opbrengst niet gelijk is aan de gemiddelde opbrengst, omdat een individuele aanbieder invloed kan uitoefenen op de prijs. Hij is een zogenaamde prijszetter.
De gemiddelde opbrengst (GO) is de opbrengst per verkocht product.De marginale opbrengst (MO) is de extra opbrengst als er één product meer wordt verkocht. Constante (of Vaste) kosten zijn kosten die niet veranderen, als er meer of minder wordt verkocht of geproduceerd.
De prijsafzetlijn van de producent heeft een dalend verloop en valt niet meer samen met de MO-lijn. Bij een lagere prijs betalen zowel nieuwe klanten als klanten die een hogere betalingsbereidheid hebben, de lagere prijs. Gevolg: de MO-lijn daalt tweemaal zo snel als de GO-lijn.
Maximale omzet
De marginale opbrengstenlijn geeft aan hoeveel extra opbrengst een producent verdient als hij één extra product verkoopt. Zolang de MO-lijn positief is, zal de totale opbrengst stijgen (al stijgt hij steeds minder hard). De omzet is maximaal als MO = 0, dus bij een productie van 50.000 stuks.
De marginale opbrengsten kun je berekenen door de extra totale opbrengsten te delen door het aantal extra verkochte producten.
MO < GO: als een monopolist zijn afzet wilt vergroten moet de prijs omlaag. MO wordt kleiner bij uitbreiding van de productie omdat door de prijsdaling de extra opbrengst MO ook steeds kleiner wordt. GO = P dus daalt ook mee met de prijs.
De gemiddelde opbrengst (GO) is de opbrengst per product oftewel de verkoopprijs.
De GO-lijn geeft aan welke prijzen de producent kan kiezen – en hoeveel de consumenten dan zullen kopen. Voor de marginale opbrengst geldt dat deze altijd twee keer zo snel daalt dan de GO-lijn, zodat de MO-lijn halverwege de horizontale as snijdt (t.o.v. de GO).
Maximale totale omzet is een korte-termijn financiële doelstelling van een onderneming om zoveel mogelijk te verkopen om marktaandeel te verkrijgen of een concurrent uit de markt te drukken.
Bij een monopolist
De extra opbrengst voor één extra product (MO) kunnen we bepalen door de eerste afgeleide te nemen van de zojuist gevonden TO-functie: Wanneer we deze lijn in de grafiek tekenen, valt op dat de MO-lijn de hoeveelheid-as precies halverwege snijdt t.o.v. de Qv-lijn.
Monopolie (wanneer er slechts één aanbieder actief is op de markt)Oligopolie (wanneer er slechts enkele aanbieders actief zijn die samen meer dan 80-85% marktaandeel hebben)
Voor een ondernemer op een markt van volkomen concurrentie (waar de prijs een vast gegeven is) zal de MO altijd gelijk zijn aan de (evenwichts)prijs. Elk product dat de ondernemer extra kan verkopen levert steeds hetzelfde bedrag op: de prijs.
Altijd denken bij winstmaximalisatie: MO = MK, oftewel de marginale omzet is gelijk aan de marginale kosten. Dat is dan ook stap één. Dit kan je in de grafiek doen. Dit kan je ook op papier doen altijd: winstmaximalisatie MO = MK.
Monopolistische concurrentie is een marktvorm met kenmerken van zowel volkomen concurrentie (er zijn veel aanbieders) en monopolie (de ondernemer is monopolist voor zijn eigen klantenkring en product).
De begrippen prijs (P) en gemiddelde opbrengst (GO) zijn identiek aan elkaar. Er geldt dus: P = GO.
Volkomen concurrentie
Er zijn veel aanbieders van een homogeen product. Hierdoor is het marktaandeel van iedere aanbieder is klein. Denk bijvoorbeeld aan de markt voor graan of suiker: dit zijn homogene producten die worden geproduceerd door veel verschillende boeren. De transparantie van de markt is hoog.
Bij proportioneel variabele kosten zijn de variabele kosten per product steeds hetzelfde bedrag. De totale kosten van het bedrijf zullen steeds met € 20 stijgen als er één extra product wordt gemaakt. Dus bij proportioneel variabele kosten geldt: GVK = MK.
De marginale opbrengst is de opbrengst van één extra verkocht product.
Wat zijn voorbeelden van een monopolie? We kennen in Nederland een aantal monopolies en in de meeste gevallen zijn dit staatsmonopolies, denk bijvoorbeeld aan Prorail, een bedrijf dat door de overheid beheerd wordt en verantwoordelijk is voor het beheer van de treinsporen in Nederland.
Als gevolg van deze factoren bestaat er een groot aantal marktvormen, dit zijn: volledige mededinging, monopolistische concurrentie, homogeen oligopolie, heterogeen oligopolie en monopolie.
De winst van een aanbieder bepaal je door te kijken naar het snijpunt van de MO (marginale opbrengst) en de MK (marginale kosten) lijn. Als je vervolgens op de x-as kijkt kan je aflezen bij welke hoeveelheid de winst dus maximaal is. Dit werkt voor alle marktvormen (zoals bij volkomen concurrentie en een monopolie).
Definitie. De totale winst is gelijk aan de totale opbrengst (TO) verminderd met de totale kosten (TK).