Als dicht bij niet met een zelfstandig naamwoord, een persoonlijk voornaamwoord of met er gecombineerd wordt, schrijven we de combinatie in één woord. Dichtbij is dan een bijwoord van plaats. Het zwembad is dichtbij. Louis woont dichtbij.
Je mag 'dichterbij' alleen aaneenschrijven wanneer je het als bijwoord gebruikt. In dat geval hoeft er in de zin geen woord meer te volgen: "mijn klant staat dichterbij". Als je het voor een woord of woordgroep gebruikt, moet je het los schrijven ('dicht bij'): "deze klant staat dichter bij de adverteerder".
Als vlak bij gevolgd wordt door een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord, schrijven we de combinatie in twee woorden. Bij is dan een voorzetsel en vlak een bijwoord bij dat voorzetsel. De vaas staat vlak bij de kast.
Als midden in gevolgd wordt door een zelfstandig naamwoord, schrijven we de combinatie in twee woorden. In is dan een voorzetsel en midden een bijwoord bij dat voorzetsel. Ze vonden een oase midden in de woestijn. Wij wonen midden in de stad.
Juist is: 'Ik woon vlak bij mijn ouders. ' Combinaties als vlak bij, dicht bij, dichter bij, dichtst bij en midden in zijn twee woorden als het voorzetsel (bij, in) bij een eropvolgende woordgroep (met een zelfstandig naamwoord), een eigennaam of een persoonlijk voornaamwoord hoort: Ik woon vlak bij mijn ouders.
'Dichtbij' is een bijwoord (er hoeft geen woord of woordgroep meer te volgen), net zoals 'dichterbij' en 'dichtstbij'. Hij woont dichtbij. Hij woont dichterbij. Hij woont het dichtstbij.
Als boven op gevolgd wordt door een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord, schrijven we de combinatie in twee woorden. Op is dan een voorzetsel en boven een bijwoord bij dat voorzetsel. De vaas staat boven op de kast.
Juist is: 'Die heeft te veel gegeten. ' Als te veel 'meer dan nodig' betekent, staat er een spatie tussen te en veel. Als het teveel 'het overschot' betekent, is het wél één woord.
Er is een eenvoudige spellingregel die luidt: als het bijwoord er wordt gevolgd door een voorzetsel, dan schrijven we dat voorzetsel aan er vast. Het is dus erop, en bijvoorbeeld ook eraan, erbij, erbuiten, erdoor, erin, erover, eruit en ervan. Een makkelijke regel zonder uitzonderingen.
Weleens en wel eens zijn allebei correct in de betekenissen 'soms', 'ooit, wel een keer', 'heel graag'. Een kleine vonk ontsteekt weleens / wel eens een grote brand.
Vlakbij, dichtbij, onderop, middenin, erbovenop zijn bijwoorden. De woorden staan op zichzelf. Er staat geen zelfstandig naamwoord achter.
Voorbeeld: `Laat je fiets maar staan, het is vlakbij. ` 1) Bij 2) Dicht in de buurt 3) Dichtbij 4) Geringe afstand 5) In de buurt 6) In de buurt van 7) Naast de deur 8) Nabij 9) Nabijgelegen 10) Niet ver 11) Niet ver weg 12) O...
Tekort, aaneengeschreven, is een zelfstandig naamwoord met als betekenis 'hoeveelheid die ontbreekt, nadelig saldo'. U kunt er een lidwoord voor zetten: een tekort, het tekort. Het tegengestelde van het tekort is het teveel. Er is ook een groot tekort aan huisartsen.
De correcte spelling is zo nodig, in twee woorden.
Als beide naar personen verwijst en zelfstandig gebruikt wordt, schrijven we beiden. Beide is zelfstandig gebruikt als er geen zelfstandig naamwoord op volgt en beide ook niet aangevuld kan worden met een zelfstandig naamwoord uit dezelfde zin of de zin die onmiddellijk voorafgaat.
Wanneer is tenslotte juist en wanneer ten slotte? Ten slotte is juist als 'tot slot' bedoeld is. Tenslotte (zonder spatie) heeft de betekenis 'per slot van rekening'. Tenslotte is juist als 'welbeschouwd, per slot van rekening, immers' bedoeld is.
Als achter in gevolgd wordt door een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord, schrijven we de combinatie in twee woorden. In is dan een voorzetsel en achter een bijwoord bij dat voorzetsel. Je wandelschoenen liggen achter in de auto.
I vrijdagavond bijwoord op de avond van de vrijdag Voorbeeld: `Kun je vrijdagavond ook komen?` II de vrijdagavond zelfst. naamw.
dichtstbijzijnd bijv. naamw. 1) het meest in de buurt Voorbeeld: `De dichtstbijzijnde winkels werden het meest bezocht. ` 2) tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: `Zin met het dichtstbijzijnd in de tweede betekenis erin.
Bijwoorden zijn woorden die een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of soms een zelfstandig naamwoord nader bepalen. Dat wil zeggen: ze geven daar meer informatie over. Er bestaan onder meer: bijwoorden van graad: heel, zeer, nogal, enigszins, hartstikke.
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die 'een zelfstandigheid' aanduiden: huis, boom, vrouw, hout, liefde en vakantie bijvoorbeeld. Vaak staat er de, het of een voor. Zelfstandige naamwoorden kunnen concrete zaken aanduiden, zoals mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, hout).
Brugge is een heel leuke stad die ontzettend veel culturele activiteiten te bieden heeft. Ik raad je wel aan om in het vroege voorjaar of in het late najaar te gaan. Nu was het prima te doen qua drukte, maar iets later in het jaar is het enorm toeristisch. Wel iets om rekening mee te houden dus!