Er zijn vijf categorieën formele rechtsbronnen. Drie categorieën zijn van dwingende aard: de wet, het gewoonterecht en de algemene rechtsbeginselen.
Een belangrijk kenmerk van gewoonterecht is dat het van generatie op generatie mondeling wordt doorgegeven. Daarom wordt gewoonterecht ook wel ongeschreven recht en costumier recht genoemd.
Er een gewoonte in bepaalde handelingen in de rechtspleging bestaat (usus)Die gewoonte ook als bindend voor de gemeenschap wordt ervaren. Er moet de rechtsovertuiging zijn dat de gewoonte rechtens noodzakelijk is (opinio juris sive necessitatis).
rechtsfilosofie: rechtsregels die door de rechter moeten worden toegepast. ~ zijn: wet, verdrag, rechtspraak en gewoonte. ...
Gewoonterecht geldt naast de wet, als zelfstandige rechtsbron. Over het algemeen wordt aangenomen dat moet zijn voldaan aan twee eisen: ten eerste moet binnen een bepaalde kring—bijvoorbeeld landelijk, plaatselijk of binnen een bepaalde branche—een bepaalde gedragslijn algemeen en bij herhaling worden gevolgd.
Er zijn binnen de rechtspraak verschillende rechtsgebieden, zoals strafrecht, civiel recht, bestuursrecht, en familie- en jeugdrecht.
Het gewoonterecht is een rechtsbron van objectief recht, gelijkwaardig aan de wet. Art. 6:248 lid 1 BW noemt 'de gewoonte' in één adem met 'de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen', 'de wet' en 'de eisen van redelijkheid en billijkheid' als bronnen van rechtsgevolgen van overeenkomsten.
In het Nederlandse recht zijn rechtsbron: 1 de wet; 2 de jurisprudentie (de rechtspraak); 3 de gewoonte; 4 verdragen en sommige besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Niet al het geldende recht staat dus in de wet.
Een algemeen rechtsbeginsel is een formele bron van het recht die een rechtsregel vormt welke niet in geschreven teksten of in bijzondere teksten zijn neergelegd, maar die een beginsel uitmaakt die samen met de andere algemene rechtsbeginselen het moreel en institutioneel geraamte vormen waarop de maatschappelijke ...
Gewoonterecht of ongeschreven recht is de tegenhanger van het geschreven of statutair recht. Een synoniem is costume. Met name in landen met weinig geschreven recht vormt gewoonterecht een belangrijke formele rechtsbron.
Gewoonterecht is in beginsel ongeschreven recht, maar kan aldus bindende werking hebben op een overeenkomst. Een voorbeeld van gewoonterecht is te vinden in art.6:2 BW, dat bepaalt dat schuldeiser en schuldenaar zijn verplicht zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid.
Het kan bijvoorbeeld gaan over de akte van gewoonterecht: die geeft de ambtenaar de mogelijkheid om na te gaan of u voldoet aan alle wettelijke voorwaarden om te trouwen volgens het recht van uw nationaliteit.
Gewoonterecht ontstaat uit een opeenvolging van elkaar ondersteunende gedragingen van staten die, door actief aan een praktijk deel te nemen dan wel deze te dulden, deze praktijk zodanig aanvaarden dat erop mag worden vertrouwd dat zij zich ook in de toekomst volgens die praktijk zullen gedragen.
Nederland heeft een zogenoemd “gematigd monistisch stelsel van doorwerking”. Monistisch betekent dat in beginsel alle bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties direct doorwerken in de nationale rechtsorde.
Wat betreft codificatie houdt dit in dat een individu alleen gebonden kan zijn aan regels die de uitdrukking zijn van de wil van de gemeenschap. Een wet in materiële zin kon volgens Rousseau alleen in werking treden als de meerderheid van het volk hiermee in had ingestemd.
In het common law-systeem, ook case law genoemd, wordt bij elke nieuw aangespannen rechtszaak uitgegaan van het principe dat gelijksoortige rechtszaken behandeld moeten worden volgens consistente en principiële regels, zodat ze tot een gelijksoortig resultaat leiden (stare decisis).
Tot het formele recht worden gerekend: Burgerlijk procesrecht. Strafprocesrecht. Bestuursprocesrecht.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de formele en de materiële rechtsbronnen. In tegenstelling tot de formele rechtsbronnen bevatten de materiële rechtsbronnen geen echte rechtsregels. Enkele voorbeelden van materiële rechtsbronnen zijn de goede trouw, de billijkheid, de redelijkheid.
Alle besluiten van regering en Staten-Generaal via de grondwettelijke procedure zijn wetten in formele zin.
Samengevat, formeel recht gaat over "hoe" rechtszaken worden gevoerd, terwijl materieel recht gaat over "wat" de rechten en plichten zijn van de betrokken partijen.
Jurisprudentie is een rechtsbron die niet in de wet is terug te vinden en behoort tot de ongeschreven rechtsbronnen. Een rechter gaat na wat rechters eerder in eenzelfde soort zaak besloten hebben. Een eerdere rechterlijke uitspraak kan op die manier als voorbeeld dienen.
Bindende aard: Net als andere formele rechtsbronnen, zoals wetten en jurisprudentie, heeft gewoonterecht een bindend karakter. Dit betekent dat het moet worden gevolgd en gerespecteerd. Invloed op wetgeving: Gewoonterecht kan invloed hebben op de vorming van wetten.
Akte van gewoonterecht (certificat de coutûme)
Het is een authentiek document uit het land van herkomst waarin de voorwaarden staan vermeld om te kunnen huwen volgens dat nationaal recht.
Dwingend recht zijn wettelijke bepalingen waarvan niet mag worden afgeweken door partijen. Deze regels dienen veelal ter bescherming van een “zwakkere” partij zoals een huurder, werknemer of. » Meer over consument consument.