Hoewel alle EU-lidstaten partij bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) zijn, is de Europese Unie dat nog niet. Het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) in Straatsburg is dan ook niet bevoegd om na te gaan of EU-handelingen en -bepalingen overeenstemmen met het EVRM.
Het EVRM dat in 1950 door de Raad van Europa is ondertekend, is een internationaal verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in Europa. Alle 47 landen die de Raad van Europa vormen zijn partij bij het verdrag, hiervan zijn er 27 lid van de EU.
Door het verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 in werking trad, werd de EU verplicht toe te treden tot het EVRM.
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), officieel Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, is een Europees verdrag waarin mensen- en burgerrechten voor alle inwoners van de verdragsluitende staten zijn geregeld.
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) waarborgt bepaalde mensenrechten en fundamentele vrijheden voor alle burgers in de lidstaten van de Raad van Europa. Kandidaat-lidstaten kunnen pas toetreden tot de Raad van Europa als zij het EVRM hebben geratificeerd.
Het verbiedt in het bijzonder foltering en onmenselijke of vernederende straffen en behandelingen, slavernij en dwangarbeid, willekeurige en onwettige vrijheidsontneming en discriminatie in het genieten van rechten en vrijheden die worden erkend door het Verdrag.
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
De Raad van Europa is een internationale organisatie die zich richt op het verspreiden en bevorderen van democratie en mensenrechten.
De rechter mag sindsdien wetten wel toetsen in het licht van internationale mensenrechtenverdragen. Het gevolg van deze ambivalentie in ons stelsel is dat het EVRM al sinds jaar en dag steeds belangrijker wordt, terwijl de Grondwet, in juridisch opzicht althans, nauwelijks meer een rol speelt.
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is een internationaal rechtsprekend orgaan met zijn zetel in Straatsburg. Het aantal rechters bij het Hof is gelijk aan het aantal lidstaten van de Raad van Europa die het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden hebben geratificeerd.
Op 1 juli 2013 is Kroatië de 28e (thans de 27e) lidstaat van de Europese Unie geworden. Sindsdien zijn er geen andere landen meer tot de EU toegetreden. Het VK heeft op 31 januari 2020 de EU verlaten. Inmiddels zijn met Montenegro, Servië en Turkije toetredingsonderhandelingen opgestart en hoofdstukken geopend.
De Grondwet treedt op 1 november 2006 in werking als alle lidstaten haar hebben geratificeerd. Als dat op die datum niet is gebeurd, treedt de Grondwet enige tijd na de laatste ratificatie in werking ("de eerste dag van de tweede maand").
Dat is nog een verschil tussen UVRM en EVRM: de UVRM wordt nooit gewijzigd; de EVRM is herhaaldelijk aangepast. Landen die voor 1984 al lid waren van de Raad van Europa, konden lid blijven - ook al hebben ze de doodstraf nog wel in hun wetboeken staan; als ze de doodstraf maar niet uitvoeren.
Artikel 8 EVRM beschermt een viertal grondrechten die nauw samenhangen met de persoonlijke levenssfeer, de individuele en relationele vrijheid en de menselijke waardigheid. Uitdrukkelijk genoemd in artikel 8 worden het recht op respect voor het privéleven, het familie- en gezinsleven, de woning en de correspondentie.
Eenieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. De rechten van artikel 6 corresponderen met de rechten die in artikel 5 van het EVRM zijn gewaarborgd en hebben overeenkomstig artikel 52, lid 3, van het Handvest dezelfde inhoud en reikwijdte.
De meeste bepalingen uit het EVRM en het IVBPR zijn aan te merken als een ieder verbindende bepalingen in de zin van de Grondwet; men kan zich dus in Nederland direct beroepen op deze bepalingen.
en deze verdragsrechtelijke grondrechten is geregeld in de artikelen 93 en 94 grw. jo. de artikelen 60 EVRM en 5, tweede lid IVBPR. Hieruit volgt, dat de artikelen 8 EVRM en 17 IVBPR als een ieder verbindende bepalingen van verdragen en derhalve prevalerend recht rechtstreeks doorwerken in het nationale recht.
Dat is zijn belangrijkste rol. Meestal stellen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie het beleid en de wetten op die in de hele EU gelden.
EU-wetgeving wordt meestal aangenomen via de gewone wetgevingsprocedure, waarbij het Europees Parlement (direct verkozen) en de Raad van de EU (vertegenwoordigers van alle EU-landen) evenveel te zeggen hebben.
Alle 27 EU-landen zijn lid van de EER. IJsland, Liechtenstein en Noorwegen zijn de enige landen in de EER die geen EU-land zijn.
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) waarborgt bepaalde mensenrechten en fundamentele vrijheden voor alle burgers in de lidstaten van de Raad van Europa. Kandidaat-lidstaten kunnen pas toetreden tot de Raad van Europa als zij het EVRM hebben geratificeerd.
16 Zo hebben de bepalingen van het EVRM geen rechtstreekse werking in de Britse rechtsorde, maar hebben ze toepassing gekregen door middel van de Human Rights Act 1998.
Het Handvest maakt dus onderdeel uit van het Unierecht. Het EVRM doet dit niet. Jurisprudentie van het Hof over grondrechten is echter wel gebaseerd op het EVRM. En uit een overweging bij het Handvest blijkt dat de inhoud van het Handvest de rechten bevestigt die voortvloeien uit het EVRM.