Aller (gaan) is een onregelmatig werkwoord dat vooral gebruikt wordt om beweging aan te geven of om te zeggen hoe iemand zich voelt.
werkwoord dat bij de vervoeging* wisselingen van klinkers* en/of medeklinkers* vertoont. Voorbeelden: lopen - liep - gelopen; brengen - bracht - gebracht. Als de vervoeging buiten de klinkerwisseling regelmatig verloopt, wordt een onregelmatig werkwoord ook sterk werkwoord genoemd.
Les verbes irréguliers en-RE of de onregelmatige werkwoorden op -RE. In een andere lesvideo legt Dries de regelmatige werkwoorden op -RE uit van het type conduire. Die vormt samen met de werkwoorden van het type attendre de regelmatige werkwoorden op -RE.
Zwakke (of regelmatige) werkwoorden krijgen in de verleden tijd -te of -de achter de stam en het voltooid deelwoord eindigt op -t of -d: stoppen - stopte - gestopt; steunen - steunde - gesteund.
Oefenplein - Onregelmatig werkwoord: Venir.
Werkwoorden met een sterke vervoeging die archaïsch, verouderd of zeer formeel overkomt: lachen, dunken. De zwakke vorm zegde en de onregelmatige vorm zeide van zeggen behoren tot deze categorie.
Sterke werkwoorden worden ook onregelmatige werkwoorden genoemd. Sterke werkwoorden zijn werkwoorden waarvan de klank verandert als het werkwoord wordt omgezet in voltooide tijd. Daarnaast hebben ze geen achtervoegsel (-te of –de) nodig.
Een onregelmatig werkwoord heeft in de vervoegingen of in een andere tijd een klinkerwisseling.Bij regelmatige werkwoorden gebruik je de normale uitgangen.
Het werkwoord aller is onregelmatig (je vais, tu vas, il/elle va, nous allons, vous allez, ils/elles vont; ik ga, jij gaat, hij gaat, wij gaan, jullie gaan, zij gaan).
De passé composé betekent het samengesteld verleden. "Ik heb gegeten"" is in het Frans "J'ai mangé!". Hij wordt gevormd met het hulpwerkwoord être of avoir + participe passé.
In het Frans gaat dat net zo: je vais marcher tout à l'heure (ik ga zo lopen). Dus: de nabije toekomst in het Frans gebeurt, eigenlijk net als in het Nederlands, met het werkwoord ALLER (gaan) + het hele werkwoord.
Men spreekt van een onregelmatig werkwoord als de vervoeging in de onvoltooid verleden tijd en het voltooid deelwoord niet duidelijk onder een van de twee hiervoor beschreven paradigma's (sterk of zwak) valt. De meest voorkomende werkwoorden waarvoor dit geldt zijn hebben, zijn, wezen, kunnen, zullen, mogen en willen.
Even googlen levert het volgende lijstje op: zijn, hebben, worden, zullen, kunnen, moeten, zeggen, komen, maken, doen.
ik melk, jij melkt, wij melken. ik molk / melkte, wij molken / melkten. ik heb gemolken.
Het werkwoord willen is onregelmatig. Bij de meeste werkwoorden krijgt de vorm van de tegenwoordige tijd voor de derde persoon enkelvoud de uitgang -t: hij loopt, ze helpt, het gaat, men ziet. De werkwoorden willen, zullen, mogen en kunnen zijn echter uitzonderingen op de regel, evenals het werkwoord zijn (hij is).
werkwoord dat bij de vervoeging in de verleden tijd en/of de vorming van het voltooid deelwoord een klinkerwisseling* (soms ook medeklinkerwisseling) vertoont. Voorbeeld: eten - at - gegeten; kopen - kocht - gekocht.
De regelmatige werkwoorden, in het Engels ook wel regular verbs genoemd, zijn de werkwoorden die volgens de gebruikelijke regel vervoegd worden. Hierbij pak je de stam van het werkwoord en voeg je er “-ed” of “-d” aan toe.
Opmerking: Het gebruik van de tegenwoordige tijd je veux (ik wil) in plaats van de onvoltooid verleden toekomende tijd je voudrais (ik zou graag willen) wordt als onbeleefd beschouwd.