Hoeveel interviews zijn er nodig om een goed beeld te krijgen? Bij kwalitatief marktonderzoek zijn steekproeven van 12, 15 of 20 respondenten gebruikelijk. Grotere steekproeven zijn een uitzondering. Die kleine steekproeven wekken meestal verbazing.
Als je een homogene groep onderzoekt, kun je 8 tot 10 respondenten interviewen totdat theoretische saturatie optreedt. Als je daarentegen een heterogene groep onderzoekt, kun je óf een aantal experts over deze groep interviewen óf per subgroep 1 of 2 personen interviewen (afhankelijk van het aantal subgroepen).
Met 4 à 5 metingen heb je een grove indicatie van de spreiding. Met 10 metingen heb je een redelijke waarde. Dit laatste is dus eigenlijk het minimum dat je nodig hebt voor een betrouwbaar resultaat.
Binnen marktonderzoek gebruikt men de vuistregel dat acht tot tien interviews met mensen die tot een homogene doelgroep behoren, voldoende zijn. De kans is klein dat extra interviews met nieuwe respondenten nieuwe informatie oplevert”.
Meestal bestaat een focusgroep uit acht tot tien respondenten, maar in sommige gevallen worden ook kleinere groepen gebruikt.
De selectie bij een enkelvoudige steekproef is willekeurig: ieder lid van je onderzoekspopulatie heeft een even grote kans om geselecteerd te worden. Dit wordt ook wel de loterijmethode genoemd. Voor de selectie van je participanten kun je een random number generator gebruiken om de leden willekeurig te selecteren.
Veelgebruikte methoden of benaderingen zijn grounded theory, etnografie, actieonderzoek (action research), fenomenologisch onderzoek en narratief onderzoek.
Kwalitatieve studies moeten op een duidelijke manier beschrijven welke vorm van gegevensanalyse ze gebruiken en wie de analyse uitvoert. Er bestaan verschillende analytische benaderingen.
De steekproefgrootte is van belang als je een statistisch verschil wil aantonen. Bij een te kleine steekproef zijn er geen verschillen te vinden, bij een te grote is alles statistisch significant verschillend.
Bij kwalitatief onderzoek gaat betrouwbaarheid over het spreken van de juiste personen. Bij (groeps)interviews spreek je vaak met belangrijke spelers in het veld, deelnemers, samenwerkingspartners of andere belanghebbenden. Zorg dat je verschillende mensen spreekt met verschillende standpunten.
Vaak wordt het 95% betrouwbaarheidsinterval gebruikt. Hiermee zeg je eigenlijk: stel ik zou mijn onderzoek 100 maal herhalen, dan verwacht ik dat de werkelijke waarde (parameter) minstens 95 keer binnen het (voor ieder onderzoek apart opgestelde) 95% betrouwbaarheidsinterval ligt.
Stel je hebt 95% gekozen. Bereken de foutmarge. Je kunt de foutmarge vinden middels de volgende formule: Za/2 * σ/√(n). Za/2 = betrouwbaarheidscoëfficient, waarbij a = betrouwbaarheidsniveau, σ = standaarddeviatie en n = steekproefgrootte.
Om de validiteit en betrouwbaarheid van je scriptie te bepalen, moet je nagaan of je met de methoden of onderzoeksmodellen hebt gemeten wat je wilde meten (validiteit) en of je resultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde manier herhaalt (betrouwbaarheid).
Kwalitatief onderzoek is onderzoek waarbij wordt gekeken naar de waarnemingen en achterliggende overtuigingen van mensen. Het is onderzoek dat wordt gehouden om bestaande en nieuwe theorieën te onderbouwen, aan te vullen, uit te werken, toe te passen of tegen te spreken.
Kwalitatief onderzoek Kwalitatieve data hebben vaak de vorm van woorden. Dit type onderzoek wordt gebruikt om concepten, gedachten of ervaringen te begrijpen. Met kwalitatief onderzoek kun je inzicht verkrijgen in onderwerpen waar nog weinig kennis over is.
Dit betekent dat je maximaal 20 tot 25 korte en bondige (open of gesloten) vragen kunt stellen. Voor beide manieren van afnemen geldt dat je je respondenten het beste vooraf kunt informeren over hoelang de vragenlijst zal duren.
In kwantitatief onderzoek ligt zowel bij het verzamelen als bij de analyse de nadruk op kwantificatie van data. Bij kwalitatief onderzoek is dat niet het geval. De nadruk ligt daar niet op meten en op het verzamelen van getallen, maar op woorden. Het is subjectiever en interpretatiever.
Een respondent is iemand die antwoordt op een responsiecollege. Iemand die een enquête beantwoordt wordt ook respondent genoemd. Een responsiecollege is een college waarin door de hoogleraar vragen gesteld worden aan de student. De student die deze vragen beantwoordt, wordt dus dan de respondent genoemd.
Kan een enquête ook kwalitatief zijn? Ja, dat kan. Op open enquêtevragen (meestal met een tekstvak) kunnen uw respondenten in eigen woorden antwoord geven, in tegenstelling tot een lijst met vooraf opgestelde antwoorden waaruit ze moeten kiezen.
De validiteit kan worden onderzocht door te bepalen of je daadwerkelijk hebt gemeten wat je wilde meten, bijvoorbeeld door kritisch te kijken naar je onderzoeksopzet en meetinstrumenten. Validiteit is niet hetzelfde als betrouwbaarheid: Bij validiteit gaat het om de juistheid van de resultaten.
Het gaat er bij kwalitatief onderzoek om alle informatie boven tafel te krijgen. Meestal ga je dus net zolang door met de interviews, observaties of groepsgesprekken tot je geen nieuwe informatie meer krijgt. Je spreekt dan van inhoudelijke verzadiging oftewel saturatie.
Hoeveel interviews zijn er nodig om een goed beeld te krijgen? Bij kwalitatief marktonderzoek zijn steekproeven van 12, 15 of 20 respondenten gebruikelijk.
Een kwalitatieve enquête is minder gestructureerd. Met dit type onderzoek gaat u dieper in op het onderwerp om zo informatie te verzamelen over de beweegreden, redeneringen en houdingen van mensen. Dit geeft dieper inzicht in uw onderzoeksvragen, maar deze resultaten zijn moeilijker te analyseren.