In Nederland heeft bijna 40 procent van de 15- tot 75-jarigen een havo- of vwo-diploma of een afgeronde mbo-opleiding op niveau 2, 3 of 4. Deze groep middelbaaropgeleiden is al jaren de grootste groep en blijft door de jaren heen in omvang vrij stabiel.
Laag: Dit omvat onderwijs op het niveau van basisonderwijs, het vmbo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo of de assistentenopleiding (mbo-1). Middelbaar: Dit omvat de bovenbouw van havo/vwo, de basisberoepsopleiding (mbo-2), de vakopleiding (mbo-3) en de middenkader- en specialistenopleidingen (mbo-4).
In Nederland had in 2021 9% van de 65- tot 75-jarigen een diploma op het niveau van de hbo- of wo-master. Dit aandeel is onder jongere generaties beduidend groter. Zo ging het bij de 25- tot 35-jarigen om 23%. Het aandeel laagopgeleiden daarentegen is bij de 65- tot 75-jarigen weer groter.
In totaal kregen 255 duizend studenten in studiejaar 2018/'19 een diploma op mbo-2‑niveau of hoger, een hbo-bachelor of wo-master. Iets meer dan de helft van deze afstudeerders haalde een diploma in het mbo.
In 2010 had ruim 20% van de bevolking van 25-64 jaar een hbo-diploma en bijna 12% een universitaire graad (samen ruim 32%). Het percentage hogeropgeleiden is sindsdien met bijna 8 procentpunten gestegen: in 2019 had ruim 24% een hbo- en ruim 15% een wo-diploma (samen meer dan 40%).
Mbo'ers die overstappen naar het hbo hebben met name moeite met het communiceren in groepen en het samenwerkend studeren. Daarnaast vinden ze het zelfstandig kunnen werken en het verzamelen, bestuderen en verwerken van informatie lastig.
Het tempo ligt op het hbo dus echt wel hoger. Daarnaast worden de teksten en dingen die je moet leren niet zo vaak herhaalt als op het mbo. Zodra iets is behandeld, dan wordt er van je verwacht dat je het ook hebt onthouden. Dat is soms lastig, met name als de studieboeken ook moeilijker zijn.
Van de mbo-4 voltijd bol-gediplomeerden uit 2014 die een voltijd hbo-bacheloropleiding zijn gaan volgen is 95% direct doorgestroomd naar een voltijd hbo-bacheloropleiding en 5% een jaar later, in 2016.
Het gymnasium sinds 1998
In Nederland waren er in 2015-2016 ruim 63.500 gymnasiasten (6,6% van alle leerlingen in het voortgezet onderwijs; 27% van de vwo-leerlingen).
Meer jongeren zijn naar de havo of het vwo gegaan en minder naar het vmbo. In 2020/2021 zit 45 procent van de leerlingen in het derde leerjaar op het havo of vwo. 22,5 procent van de derdejaars leerlingen in het voortgezet onderwijs volgt een vwo-opleiding en bijna 23 procent zit in het derde jaar van de havo.
RTL Nieuws heeft op basis van de methodiek die voor het landelijke beeld gebruikt is de cijfers per school berekend. Aan elk schoolniveau is een cijfer gegeven. Het gemiddelde cijfer in Nederland was afgelopen schooljaar een 7,79, dit staat gelijk aan een vmbo/havo advies.
Natuurkunde wordt onbetwist als de moeilijkste opleiding gezien. Elf verenigingen zetten deze bètastudie op 1. Biomedische Wetenschappen, Farmacie en Geneeskunde werden elk één keer als moeilijkste genoemd. Samen met Kunstmatige Intelligentie vormen deze opleidingen de top vijf.
Gegevens in een tabel
In het schooljaar 2020/2021 gingen ruim 934 duizend jongeren naar een vorm van voortgezet onderwijs. Hiervan volgde ruim 20 procent een vmbo- opleiding, 3 procent het praktijkonderwijs, ruim 17 procent havo en bijna 19 procent vwo.
Een havo-opgeleide heeft in vergelijking met een gediplomeerde mbo'er in de regel inhoudelijk breder onderwijs genoten. Het taal- en wiskundeleerplan ligt op een hoger niveau dan dat van het mbo. De landelijke kwaliteitseisen (eindtermen) van het havo zijn bovendien geborgd in een Centraal Examen.
Praktisch hoog opgeleid
,,Er heerst bij sommige mensen een bepaald beeld, ook bij ouders die hun kind liever naar het hbo zien gaan, dat je als mbo'er 'laag opgeleid' zou zijn. Maar dat is juist niet zo; mbo'ers zijn praktisch hoog opgeleid!
Bijna vier op de tien had geen startkwalificatie, dus geen diploma van mbo niveau 2 of hoger, of een havo- of vwo-diploma. Sinds 2008 is het aandeel mbo-uitstroom zonder startkwalificatie afgenomen tot 25 procent in 2016, in 2018 nam het weer iets toe.
Natuurlijk zijn daarbij uitzonderingen, maar over het algemeen heeft een kind op het VWO bijvoorbeeld een gemiddeld IQ van minimaal 116. Voor een leerling op het Havo is het gemiddeld IQ minimaal 107. Om het IQ van je kind te achterhalen is het nodig om een IQ test te doen.
Conclusie: het gymnasium is ongeveer 10-15% moeilijker dan het atheneum. Die 10-15% komt doordat je op het gymnasium 2 (redelijk zware) vakken meer volgt dan op het atheneum. Maar iedereen die atheneum aankunt, zal ook succes hebben op het gymnasium, mits hij/zij hard werkt! Heel veel succes met de middelbare school!
Ook het vijfde jaar (pre examenjaar) wordt genoemd als zwaar jaar. Maar als je het vierde jaar goed doorkomt zal het vijfde ook wel lukken.
Een mbo-opleiding leidt studenten op voor een beroep. Een student kan wél doorstromen van mbo naar hbo, het hoger beroepsonderwijs. Een mbo-4 diploma geeft recht op toelating tot een bacheloropleiding aan een hbo. Voor sommige opleidingen gelden aanvullende toelatingseisen.
Met een mbo-diploma op niveau 4 kunt u doorstomen naar iedere hbo-bacheloropleiding. Laat u wel goed informeren over de inhoud van de hbo-opleiding. Zeker wanneer die minder verwant is aan uw behaalde mbo-opleiding.
Het percentage hbo-studenten dat binnen vier jaar na de start wisselt van studie was tot cohort 2012 vrij stabiel rond de 18,5 procent. Voor cohort 2013 daalde dit tot 17,5 procent gevolgd door een daling tot 16,5 in 2014 en 16 procent in 2015.
Verschil mbo hbo in aantal lessen
Op het HBO heb je veel minder les dan op het MBO. Dit betekent dat je buiten colleges zelf meer aan de slag moet met de stof. Doordat je minder les hebt wordt er op het HBO ook een grotere zelfstandigheid van je verwacht. Let wel: Dit is niet bij alle scholen het geval.
'Universiteit is het hoogst haalbare', en vier andere clichés over opleidingen.
Mbo'ers die naar het hbo gaan, scoren namelijk helemaal niet zoveel anders dan havisten of vwo'ers. Ook zij hebben soms moeite met de overstap naar het hoger onderwijs. Ook zij vallen uit. En wat blijkt uit recent onderzoek: mbo'ers zijn op sommige punten zelfs in het voordeel ten opzichte van havisten en vwo'ers.