De exacte afmetingen van het A4 is 210 mm x 297 mm. De lengte van het A4 formaat is hiermee 297 millimeter en de breedte van het A4 formaat is 210 millimeter. De afmetingen van het A4 formaat in centimeters is 21 cm x 29,7 cm.
Documenten hebben in Word automatisch witruimte tussen de rand van het papier en het begin van de inhoud. Dit noemt men de marges. Standaard staan deze ingesteld op 2,5 centimeter.
Snijmarge is de marge die je aanhoudt in je ontwerp om (witte) snijlijnen aan de rand van je drukwerk te voorkomen. De hoeveelheid snijmarge verschilt per product. Voor het meeste kleinformaat drukwerk vragen we een snijmarge van 3 mm per zijde. Bij grootformaat drukwerk kan dit zelfs 1 cm zijn.
Aangepaste marge
U kunt ook zien hoe u de maateenheid voor de marges kunt wijzigen. Klik op pagina-indeling > marges. Klik onderaan op aangepaste marges. Voer in het vak pagina-instelling nieuwe waarden voor de marges in.
De bovenmarge of kopmarge, aan de bovenkant van de pagina. De ondermarge of voetmarge, aan de onderkant van de pagina. De rugmarge, bij gebonden drukwerk de kant waar de pagina gebonden is.
De drukker bepaalt hoeveel afloop je nodig hebt. Meestal is dit 3 millimeter, maar bij sommige producten is het 5 millimeter (of misschien wel meer). Controleer daarom altijd de aanleverspecificaties van de drukker.
Met afloop van het drukwerk, ook wel bleed genoemd, bedoelen we de marge die we nodig zijn voor het snijproces. Zo willen we altijd een drukbestand ontvangen met een afloop van 3 mm rondom. Dit betekent dat je ontwerp als het ware 3 mm over de 'rand' doorloopt; je laat het ontwerp dus doorlopen.
Afloop (Bleed)
Het afloopgebied is een ruimte buiten je pagina, die normaliter 3 millimeter groot is.
Gebruik altijd papier van A4 formaat, zowel voor brieven als voor papers. Gebruik bij voorkeur marges van 2 cm zowel bovenaan, onderaan, links als rechts. Links mag je een marge van 3 cm gebruiken omdat die zijde vaak geperforeerd wordt of ingebonden.
Wat zijn marges? Marges (of margins in het Engels) definieerden het afdrukgebied van een pagina door aan te geven hoeveel witruimte er langs de linker- en rechterzijde en boven- en onderkant van de pagina moet overblijven. Met andere woorden: het niet-bedrukbare gedeelte van een pagina.
Bij het opstellen van een InDesign document kun je het Afloopgebied (Bleed) en een Witruimte rond de pagina (Slug) instellen. Deze ruimte is niet te zien op je gedrukte resultaat. Het wordt wel gedrukt maar bij het schoonsnijden van het document wordt het eraf gesneden.
Aflopend drukwerk is een term voor drukwerk welke geen witranden heeft doordat deze na productie weg worden gesneden. Dit betekent absoluut niet dat drukwerk kleiner zal worden dan er is besteld!
Snijlijnen en snijtekens herken je aan de vaak zwarte lijntjes op de hoeken of om het bestand. Deze zijn eenvoudig toe te voegen in professionele drukwerkprogramma's als Adobe Indesign en Illustrator. Het aanbrengen van snijlijnen en snijtekens in je drukwerk is inmiddels niet meer nodig.
In dit gebied laat je het ontwerp iets 'doorlopen' zowel links, rechts, onder en boven, in de meeste gevallen is dit overal 3 mm meer dan het uiteindelijke formaat. Afloop wordt gevraagd omdat je drukwerk niet precies op 0,1 mm gesneden kan worden en dat kan dan zorgen voor een witte rand rondom je drukwerk.
Snijtekens (crop marks)
Dat zijn de “hoektekens” waarop het document gaat worden afgesneden om het uiteindelijk gewenste formaat te krijgen. Kaartjes, flyers en ander drukwerk wordt op grote vellen met meerdere stuks tegelijk gedrukt en daarna schoongesneden langs de snijtekens.
Het maken van een snijlijn/ contour zelf is namelijk alleen mogelijk met Adobe Illustrator of Indesign. Programma's zoals Adobe Photoshop kan je niet gebruiken voor het maken van een goede snijlijn omdat de basis van Photoshop uitgaat van pixels ipv vectoren welke nodig zijn voor deze afwerking.
Op een pagina loopt de tekst meestal niet helemaal door tot de randen. Er zit een witruimte (in de vorm van een strook) tussen de tekst en de paginarand, dat is een marge. Die marge bevindt zich aan de zijkanten, bovenkant en onderkant van de pagina. De marge is belangrijk voor de lezer van de tekst.
Als u de opmaak Klein kapitaal wilt toepassen op uw tekst, selecteert u de tekst en klikt u vervolgens op het tabblad Start, in de groep Lettertype, op de pijl in de rechterbenedenhoek. Schakel in het dialoogvenster Lettertype, onder Effecten, het selectievakje Klein kapitaal in.
Sectie-einde verwijderen
Om een sectie-einde te verwijderen zorg je dat je de Opmaakmarkeringen hebt weergegeven. Vervolgens zoek je het te verwijderen sectie-einde op, ga je hiervoor staan en druk je (op je toetsenbord) op Delete.
Gebruik dubbele regelafstand voor alle tekst, inclusief koppen. Laat de eerste regel van iedere alinea met 1 tab inspringen. Gebruik een toegankelijk en leesbaar lettertype (zoals Times New Roman 12, Arial 11 of Georgia 11). Voeg op iedere pagina een paginanummer toe.
Met een hangende inspringing, ook wel een tweede regel inspringing genoemd, wordt de eerste regel van een alinea uitgeschakeld door deze bij de marge te plaatsen en vervolgens elke volgende regel van de alinea in te laten inspringen.
Standaard de eerste regel laten inspringen
Plaats de cursor ergens in de alinea. Klik op het tabblad Start, klik met de rechtermuisknop op de stijl Normaal en kies Wijzigen. Selecteer Opmaaken kies vervolgens Alinea. Selecteer op het tabblad Inspringingen en afstand, onder Inspringing, de optie Eerste regel.