1% = 1/100 = 1 : 100 = 0,01.
Je rekent eerst 1 procent uit van het getal. Je doet dit door het getal te delen door 100.Vervolgens vermenigvuldig je de uitkomst met het percentage.
[1/1000] deel, dus [1/10] procent, wordt ook wel promille genoemd. Het symbool voor promille is ‰ .
Eén procent staat voor éénhonderdste (1/100) deel van het geheel. Dit kan je misschien beter onthouden als je weet dat dat ook precies is wat het woord procent betekent. Pro is namelijk Latijn voor 'per' en centum staat voor 'honderd'. 1 procent kan je dan vertalen naar '1 per honderd'.
Hiervan doet hij 15% in een spaarpot. Hoeveel geld gaat er dagelijks in de spaarpot? 15% is 15 x [1/100] deel. Dat is 15 x € 0,30 = € 4,50.
Stel dat 1% een honderdste deel is (1/100), dan zou 30% dus 30×1/100 zijn = 30/100.
Een procent betekent een honderdste deel. Denk maar aan een euro cent. Dat is ook het honderdste deel van een euro. Je deelt dus het getal door 100 en dan krijg je één procent van dat getal.
Om het percentage van een deel ten opzichte van een totaal te berekenen, deel je het deel door het totaal en vermenigvuldig je met 100. Bijvoorbeeld, als je 50 appels hebt van een totaal van 200, is het percentage 25%.
In de wiskunde is een percentage een gedeelte van 100. Bijvoorbeeld, voor de verhouding tussen het getal 5 en het getal 20 (berekend als 5 gedeeld door 20) kunnen we zeggen 0,4 of 40%. Het symbool "%", of simpelweg "pct" of "procent" worden vaak gebruikt om percentages aan te duiden.
Half is de benaming voor het breukgetal 1/2 (½), dus een gedeeld door twee. Half is iets als het in twee gelijke delen wordt gesplitst. Bij zelfstandig gebruik zegt men de helft. In het Nederlands zegt men "anderhalf" voor het getal 1½ en niet "een en een half".
Je kunt dan de procenten berekenen door dit getal te delen door 100 en dit vervolgens te vermenigvuldigen met bijvoorbeeld 10%. Je krijgt dan de berekening 50 / 100, waar 0,5 uitkomt. Dit doe je dan maal de 10%, waardoor je op 5 uitkomt.
De meest gebruikte schaal is 1:50, dit betekent dat elke centimeter op papier in het echt 50 centimeter is. Zo wordt een muur van 4 meter in het echt, dus 8 cm op papier. Wil je wat groter werken? Dan zou je ook de schaal 1:20 kunnen gebruiken.
100 procent betekent geheel of helemaal af.
1 procent betekent 1 per 100, 1 van de 100, 1 honderdste deel,Als iets een aantal procent is, ofwel een percentage, wordt altijd een deel bedoeld. Percentages zijn bijzondere breuken en schrijf je met het procentteken, %. Het is precies hetzelfde als een breuk met 100 in de noemer.
Of je maakt gebruik van een cirkel. Het geheel is 100%. Daar moet je het 1 7 deel van nemen. 100 % : 7 = 14 2 7 %.
Jouw loon kun je op je loonstrook zien. Om hier vervolgens 70% van te berekenen, moet je het bedrag delen door 100 en dan vervolgens keer 70%. (voorbeeld: laten we zeggen dat je € 2.000 bruto overhoudt per maand, dan doe je: 2.000 : 100 = 20 x 70 = 1.400).
Stel, je wil 6% van 50 weten. We rekenen, zoals we geleerd hebben, eerst 1% uit. Dat is éen honderste van 50, dus 50/100=0,5. Om aan 6% te komen, vermenigvuldigen we dit met 6.
Dus stel je ziet een schatkaart met een schaal van 1:500, dan weet je dat iedere afstand die je meet op de schatkaart in het echt 500 keer zo groot is. Een schaal van 5 : 1 betekent dat de afmetingen van het beeld 5x zo groot zijn als het origineel.
Wanneer iets 1/3 deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1/3 = 0,33... Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn.
De eindwaarde van €42,50 is dan 100% - 15% = 85% van de originele prijs. De originele prijs is dan €42,50/0,85 = €50. Het prijsverschil is dan €50 - €42,50 = €7,50. Dit kun je ook als volgt berekenen: 42,50/85 × 15 = €7,50.
Laten we even rekenen: 40/100 * 20 = 8 .
Een bijkomend aspect van gelijknamig maken is ook dat soms verschillende breuken dezelfde waarde hebben: 2/3 = 8/12. Omgekeerd betekent dit dat je soms breuken met grote getallen kun "vereenvoudigen": 8/12 = 4/6 = 2/3.