De sluitertijd wordt aangegeven in seconden, of fracties van een seconde. Een sluitertijd van 1/250s is korter dan 1/60s. In het eerste geval blijft de sluiter 1/250e deel van een seconde open staan, in het tweede geval is dat 1/60e deel van een seconde.
Welke sluitertijd moet je kiezen bij beweging? Voor een portretfotografie kun je je camera het beste instellen op 1/250 seconde. Personen bewegen nu eenmaal. Wil je een foto maken van een spelend kind, een sporter of een beweeglijk hier, dan kun je je sluitertijd het beste instellen op 1/1000 tot 1/1250 seconde.
Naast de bedieningsknop bovenop je spiegelreflexcamera vind je een draaiwiel. Je draait dit wiel naar rechts voor een korte sluitertijd, en naar links voor een langere sluitertijd. Je ziet de sluitertijd als het goed is op het display van je camera veranderen.
Die vuistregels zegt dat je een sluitertijd van 1/60 kunt aanhouden bij een standaard lens van bijvoorbeeld 18-55 mm. Gaan we echter met een langere lens (70-200mm) werken dan zal je sluitertijd weer korter moeten zijn.
De sluitertijd bepaalt hoe lang er licht op de sensor van je camera valt. Zo lang de sluiter van je camera open staat, komt er licht op de sensor. Hoe lang de sluiter open staat, heeft invloed op hoe een beweging in beeld komt: bewogen of 'bevroren'.
Welke combinatie je ook kiest, de belichting is elke keer exact gelijk. Draai het diafragma open (kleiner diafragmagetal) en je moet evenredig corrigeren met de sluitertijd (korter). Draai het diafragma verder dicht (groter diafragmagetal) en de sluitertijd moet evenredig langer worden.
1/60 seconde is voor een foto uit de hand dan ook prima. Wanneer je een statief gebruikt, kun je nog veel lagere sluitertijden gebruiken. Gebruik bijvoorbeeld juist een hele lange sluitertijd zodat de lucht wel beweegt, maar het landschap niet.
Afhankelijk van de hoeveelheid licht binnen, gebruik je binnen een ISO waarde van 400 tot ongeveer 800. Ga je buiten in de schemer of het donker fotograferen? Dan gebruik je een ISO waarde tot 1600 of 3200. Kijk uit voor ruis bij ISO waarden vanaf 1600.
Een goed uitgangspunt bij het fotograferen van het noorderlicht: apertuur f/2.8, ISO 1600 (hoger als het heel donker is) en 15 seconden sluitertijd. Onthoud dat wanneer het noorderlicht snel en actief door de hemel danst, je de sluitertijd best korter maakt.
De standaard langste sluitertijd die je kunt instellen is meestal 30 seconde. Zeker wanneer je gaat werken met filters in de gouden uurtjes zal de sluitertijd oplopen tot boven de 30 seconde. Dit kan door je camera in te stellen op de Bulb stand.
Het diafragma regelt hoeveel licht er op de sensor valt, de sluitertijd hoe lang het licht op de sensor valt en de ISO hoe gevoelig de camera is voor deze hoeveelheid licht.
Snelheid waarmee Water en Lucht bewegen. Als water en/of lucht langzaam bewegen, zul je meestal een langere sluitertijd nodig hebben om de beweging te laten zien. Als ze snel bewegen is een kortere sluitertijd meestal voldoende om de beweging te laten zien.
De belichtingsdriehoek is de samenvattende term voor de drie belangrijkste hoofdinstellingen van fotografie: de sluitertijd, het diafragma en de ISO-waarde. Deze drie instellingen bepalen de belichting van je foto en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De grootte van de diafragmaopening bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt. Wanneer je 's nachts foto's maakt, kies je het liefst voor een groot diafragma omdat er weinig licht is. Ik fotografeer 's avonds liever vanaf een statief. Ik kies voor een lage ISO en een diafragma van ongeveer F/11.
De Tv-stand gebruik je wanneer de sluitertijd bepalend is voor de foto. Bijvoorbeeld wanneer je een kind of dier wilt fotograferen wat snel beweegt. Door de Tv-stand te gebruiken voorkom je dat je onderwerp bewogen op de foto staat. Ook wanneer je (van statief) een lange sluitertijd wilt, is de Tv-stand ideaal.
Je kan het Noorderlicht filmen. De beste manier om dat te doen, is door een timelapse te maken van het Noorderlicht. Dat is dus een serie van foto's die heel snel achter elkaar zijn geschoten. Bijvoorbeeld met 1 seconde tussen elke foto.
Om het Noorderlicht te fotograferen met een iPhone heb je een langere sluitertijd nodig. Dat betekent ook dat je de camera heel stil moet houden. Dat valt niet mee, want tijdens het Noorderlicht is het ook nog eens vaak heel koud. Trillende handen zijn dan vast geen uitzondering.
Een lens met een lichtsterkte van f/2.8 is een goed uitgangspunt, maar sneller is beter. Je wilt namelijk de sluitertijd kort houden. Zo hou je zoveel mogelijk de vormen en structuur van het noorderlicht intact. Als de sluitertijd te lang wordt vervagen de structuren tot een wazige groene vlek.
Het beste neem je gewoon een lage waarde (ISO100). De camera hoeft niet heel lichtgevoelig te worden ingesteld want dankzij de studioflitsers of daglichtlampen is er meestal licht zat. Een hogere ISO-waarde geeft meer kans op ruis.
Welk filmrolletje heb je nodig bij analoge fotografie? De meeste normale analoge camera's gebruiken 35mm filmrolletjes. Hier begin je dan ook vaak mee. Een ander formaat is 120mm voor medium format camera's.
De instellingsknop waarmee je de ISO instelt zit bij iedere camera ergens anders. Op Canon camera's zit er vaak bovenop het toestel een ISO-knop. Als je een Nikon camera hebt, stel je de ISO meestal in via het menu. Zodra je in het ISO-menu zit, gebruik je de navigeerknoppen om langs de diverse waarden te gaan.
Het kan twee verschillende oorzaken hebben. Of je hebt afgedrukt terwijl de camera nog niet klaar was met scherpstellen (of je stelde handmatig verkeerd scherp natuurlijk), of je kunt je sluitertijd nog eens checken. Je kent inmiddels vast het regeltje van het bereik en de sluitertijd wel.
Als je een zelf aangewezen knop op de achterzijde van de camera gebruikt om scherp te stellen, dan kun je die in sommige camera's standaard instellen op 'Continuous AF' (bij Canon 'AI Servo', bij Nikon 'AF-C'). Druk je die knop in, dan stelt hij continu scherp en volgt de camera een bewegend onderwerp.
Wat gebeurt er als je de sluitertijd van een bewegend object niet snel genoeg zet? Als je de sluitertijd niet snel genoeg hebt ingesteld dan krijg je bewegingsonscherpte. Het onderwerp dat je wilt fotograferen komt dan wazig op de foto te staan.