Sterren worden geboren uit samentrekkende
Naarmate de wolk kleiner wordt, valt ze in brokken uiteen. Elke brok wordt uiteindelijk zo heet en compact dat er kernreacties op gang komen. Als de temperatuur tien miljoen graden Celsius bereikt wordt de klomp een nieuwe ster.
Sterren ontstaan uit samentrekkende wolken van gas en stof. Het duurt wel een paar honderdduizend jaar voordat zo'n koele, donkere wolk licht en warmte begint uit te stralen. Het is dan ook onmogelijk om het geboorteproces van een ster van a to z te volgen; daarvoor leeft de mens te kort.
Sterren ontstaan uit gas en stofdeeltjes uit de ruimte, of eigenlijk uit nevels. Soms vormen die stofdeeltjes en het gas samen een hele grote wolk. Die wolk is wel miljarden kilometers groot en dat noemen we een nevel. Ze bestaan grotendeels uit waterstof en helium en deeltjes ijzig ruimtestof.
Een ster bereikt haar eindstadium wanneer haar interne brandstof op is. In de beginfase gebruikt ze waterstof, daarna helium, en op het einde de zwaardere chemische elementen. Als de brandstof opraakt, produceert de ster niet meer genoeg energie en worden er geen kernreacties meer veroorzaakt.
Ongeveer een week lang schijnt de supernova helderder dan alle andere sterren in haar sterrenstelsel. Daarna dooft ze heel snel. Alles wat overblijft is een heel klein, dicht voorwerp - een neutronenster of een zwart gat - omgeven door een uitdijende wolk van zeer heet gas.
De kleur van een ster verwijst naar zijn oppervlaktetemperatuur. Een rode ster is relatief koel met een oppervlaktetemperatuur van minder dan 3.000 graden Celsius. Onze zon is een gele ster: op het oppervlak heerst een temperatuur van meer dan 6.000 graden. En blauwe sterren zijn de heetste, 10.000 graden en meer.
Als een lichtstraal door die trillende lucht gaat, wordt het licht ietwat gebroken. Het resultaat is een fonkelende ster. Het licht van een ster die laag boven de horizon staat, moet een langere weg door de dampkring afleggen. Daarom zullen die sterren meer flikkeren.
'Kleine sterren kunnen wel honderd miljard jaar oud worden. Grote worden 'maar' één miljard jaar oud. ' Het proces van verbranding duurt dus zelfs bij heel grote sterren nog ontzettend lang.
Op een ster kan er geen leven ontstaan, maar het leven op een planeet heeft wel de ster waarrond de planeet draait hard nodig. De ster zorgt namelijk voor licht, of meer algemeen, voor de energie die dat leven nodig heeft. De sterren "dienen" dus om dat leven mogelijk te maken en in stand te houden.
Wel 100 keer groter dan de aarde. Door de felheid waarmee de zon schijnt, zien we overdag de andere sterren niet.
Sterren worden geboren in enorme, koude wolken van gas en stof, die we 'nevels' noemen. De beroemdste nevel is de Orionnevel, die je met het blote oog kunt zien. Als een middelgrote ster - zoals de zon - miljarden jaren na zijn geboorte aan het einde van zijn leven komt, groeit hij uit tot een rode reus.
Het einde van de zon
Dat gebeurt over ongeveer 5 miljard jaar, als de zon is opgebrand. Een ster die geen waterstof en helium meer heeft om aan fusie-energie te komen zal in intensiteit afnemen maar heel erg opzwellen. De zon zal naar schatting zo groot opgeblazen worden dat de aarde erdoor wordt verzwolgen.
Als het helder is kan je ze goed zien als glinsterende puntjes in het donker, maar we zien maar één van die sterren alleen overdag. Dat is de zon. Heel groot en heel dichtbij. Toch is de zon maar een klein sterretje vergeleken met de andere sterren in het heelal.
als de zon is opgebrand, dan zet-ie uit en slokt daarbij de planeten Mercurius en Venus op. Ook de aarde overleeft dit niet. Daarna krimpt de zon tot een kleine dwergster die heel langzaam afkoelt en uitdooft. Gelukkig is het voorlopig nog niet zo ver.
Een ster is een bolvormig hemellichaam bestaande uit lichtgevend plasma met daarin voornamelijk (ongeveer 72% van de massa) waterstof en daarnaast ongeveer 26% helium. In sterren is de druk en temperatuur van de inwendige gasconcentratie zo hoog dat er kernfusiereacties plaatsvinden.
Het licht dat we vannacht van de ster ontvangen, is dus al onderweg sinds het jaar 1573. We kijken ruim vier eeuwen terug in de tijd. Sterrenkundigen weten dat Betelgeuze het einde van zijn leven nadert. Binnenkort knalt de ster uit elkaar in een geweldige supernova-explosie.
We kunnen complexe stof een stuk inzichtelijker maken door naar de sterren te reizen in ons digitale universum. Vanaf de aarde kun je met het blote oog veel zien aan de hemel: sterrenbeelden, planeten, de maan en kometen.
Het gevolg is dat er een meteorenzwerm kan worden waargenomen, die vaak enkele dagen kan duren. De bekendste meteorenzwerm is de Perseïdenzwerm, die elk jaar rond 12 of 13 augustus te zien is. De stofjes in die zwerm zijn afkomstig van komeet Swift-Tuttle.
De ster met de grootste schijnbare helderheid (afgezien van de zon!) is Sirius, de hoofdster in het sterrenbeeld Grote Hond. Sirius is vooral in de wintermaanden goed zichtbaar. Hij staat linksonder het opvallende wintersterrenbeeld Orion.
De kleur van een ster geeft aan welke temperatuur hij heeft: de koudste en oudste sterren zijn roodachtig, terwijl de heetste en jongste blauwig zijn. Dit komt doordat het blauwe licht energierijker is dan het rode, en hoe heter een ster is, des te meer van dat blauwe licht hij zal uitzenden.
Koude sterren (met spectraaltype K en M) stralen het grootste deel van hun energie uit in het rode en infrarode deel van het elektromagnetische spectrum, en zien er dus rood uit, en hete sterren (met spectraaltype O en B) stralen overwegend in de blauwe en ultraviolette golflengten, waardoor zij er blauw of wit uitzien ...
Het knipperen komt door fluctuaties in de atmosfeer. Denk aan een weg op een hete zomer dag wanneer je in de verte kijkt.
Vooruitzicht. Astronomen hebben, met behulp van gegevens afkomstig van de ruimtetelescoop Hubble, berekend dat de Melkweg waarschijnlijk over 4 miljard jaar zich zal samenvoegen met het Andromeda-sterrenstelsel. De zon raakt wellicht uit haar koers, maar dat zal verder geen gevolgen hebben voor het zonnestelsel.