Leestekens zijn tekens die je bij het schrijven gebruikt om een tekst begrijpelijker te maken, bijvoorbeeld een punt of een komma. Als je iets vertelt, kun je met pauzes, intonatie of gebaren duidelijk maken wat je bedoelt. In geschreven taal doe je dit met punten, komma's, vraagtekens en andere leestekens.
Je voegt leestekens toe aan je tekst om de leesbaarheid van de tekst te verhogen. Leestekens kunnen bijvoorbeeld de uitspraak van een woord verduidelijken, de nadruk op een specifiek woord of specifieke woordgroep leggen, een citaat markeren of de intonatie van een zin bepalen.
In een tekst staan behalve letters ook altijd tekens. Dit zijn leestekens en alle teksten maken gebruik van deze leestekens. Veelvoorkomende leestekens zijn de punt (.), de komma (,), het vraagteken (?)en het uitroepteken (!).
Leestekens zijn tekens in de tekst die gebruikt worden om de tekst leesbaarder te maken. In sommige zinnen worden leestekens gebruikt om aanwijzingen te geven over de betekenis en uitspraak van de zin. Het gebruik van leestekens in een tekst wordt interpunctie genoemd.
Elk onderdeel begint met een kleine letter. Na de leden van de opsomming staan doorgaans puntkomma's en na het laatste lid een punt. Als de opsomming bestaat uit erg korte delen, kunnen in plaats van puntkomma's ook komma's gebruikt worden, of kunnen alle leestekens achterwege blijven.
Een bijzin in een bijzin hoort tussen twee komma's. Een beknopte bijzin hoort ook tussen twee komma's. Als de zin erg lang is komt tussen een beknopte bijzin en een hoofdzin een komma. Dit is ook het geval als het werkwoord uit de bijzin naast de persoonsvorm van de hoofdzin komt te staan.
Je gebruikt een komma om een korte pauze in de zin aan te geven. Het is een leesteken dat je plaatst op de plek waar je bij het hardop lezen een duidelijke pauze hoort. Ook de toonhoogte waarop je de zin uitspreekt, verandert op de plaats van de komma vaak een beetje.
Punt. Aan het eind van een zin schrijf je een punt. Er komt geen spatie vóór de punt. Als je na de punt op dezelfde regel verdergaat, komt er een spatie tussen de punt en het volgende woord.
Een dubbele punt gebruiken we vóór een opsomming, een citaat, een verklaring, aankondiging, omschrijving, toelichting, conclusie of gedachte. Er komt geen spatie vóór een dubbele punt, wel erna.
De apostrof ziet eruit als een hoge komma ('). In een academische tekst wordt de apostrof voornamelijk ingezet om verwarring over de uitspraak van een woord te voorkomen. De apostrof wordt niet gebruikt om woorden in te korten en letters weg te laten, zoals bij informele teksten wel het geval is.
De punt is het leesteken dat we gebruiken om een zin af te sluiten. De punt wordt ook in andere contexten gebruikt, bijvoorbeeld bij afkortingen en getallen in cijfers. Ik ben gisteren naar de infosessie geweest. De directeur gaf toelichting bij de nieuwe maatregelen.
De dubbele punt gebruik je direct voor een opsomming, citaat of uitleg. De dubbele punt betekent in het eerste deel van de zin meestal “het volgende” of “als volgt” en in het tweede deel van de zin meestal “namelijk”, “want” of “immers”.
Een punt zie je ook terug bij afkortingen en getallen. Aan het einde van een zin schrijf je (meestal) een punt. Daarmee laat je zien dat de zin is afgelopen. Vrijdag gaan we op schoolreisje.
Het gebruik van leestekens in een tekst wordt ook wel interpunctie genoemd. Het wordt je kind al snel duidelijk dat er verschillende leestekens zijn. Zo leert hij bijvoorbeeld dat een zin wordt afgesloten met een punt en dat de witruimte tussen twee woorden een spatie heet.
Voor de volgorde van de punt en het aanhalingsteken geldt de zogenoemde elda-regel: eerst leesteken, dan aanhalingsteken (of afhalingsteken): Hij zei: "Dat is waar." Hij vroeg: "Is dat waar?" Hij riep: "Dat is toch niet waar!"
De zin die de opsomming inleidt, eindigt met een dubbele punt.Elk onderdeel van de opsomming begint met een hoofdletter en eindigt met een punt (of vraagteken).
Het beletselteken (…)
Het kan aangeven dat de zin wordt afgebroken of dat de lezer geacht wordt zelf een woord of gedachte in te vullen. Als het beletselteken aan het einde van een zin staat, komt er geen extra punt achter het beletselteken. Ze vroeg nog: 'Weet jij of we morgen …' Maar Hannes liep al de deur uit.
Minder komma's
De moraal: houd je ringvinger in toom. Tik geen komma na een korte hoofdzin of na een 'gewoon' eerste zinsdeel. Zet wél een komma bij zinnen die beginnen met voegwoorden als maar, omdat, want, hoewel en als de zin begint met een bijzin.
Is het waar dat er nooit een komma voor en mag staan? Nee, dat is niet waar. Als een komma de duidelijkheid of leesbaarheid van een zin vergroot, kan hij worden toegevoegd, óók voor en.
Dus kan als voegwoordelijk bijwoord en als nevenschikkend voegwoord worden gebruikt. Als dus als bijwoord vóór de persoonsvorm staat, komt het onderwerp door inversie na de persoonsvorm.
Tussen twee werkwoordsvormen die niet tot hetzelfde gezegde behoren, staat meestal een komma. De komma geeft duidelijk aan wat tot welk deel van de zin behoort. De komma staat er bijna altijd als het gaat om twee persoonsvormen die vlak naast elkaar staan.
Een weglatingsstreepje geeft aan wanneer een deel van het woord is weggelaten. Als er dus geen deel is weggelaten hoef je het streepje ook niet te plaatsen. Met andere woorden alleen als het oorspronkelijke woord aan elkaar werd geschreven schrijf je een streepje, waren het losse woorden, dan komt er geen streepje.