Intelligentie. De Amerikaanse onderzoeker Robert Sternberg1 onderscheidt drie aspecten van intelligentie: De analytische vaardigheden, de schoolvakken. De creatieve vaardigheden, de intrinsieke motivatie, flexibiliteit bij het verwerken van een problemen, ongewone oplossingen bedenken en nieuwe verbanden leggen.
Het zijnsluik hoogbegaafdheid geeft aan dat de volgende (karakter)eigenschappen bij veel hoogbegaafden aanwezig zijn: een hoog rechtvaardigheidsgevoel, perfectionisme, een kritische instelling en een vorm van hooggevoeligheid. Hoogbegaafden hebben vaak een hoog rechtvaardigheidsgevoel.
Slimme mensen storen zich niet aan zulke dooddoeners, maar stellen zich open op. Ze luisteren ze aan en zien ze als startpunt van een gedachte. Ze passen altijd een inductieve manier van denken toe. Ze ontleden uitspraken door vervolgvragen te stellen en conclusies uit af te leiden.
Intelligentie is een mentale eigenschap met veel verschillende functies zoals de mogelijkheid overeenkomsten en verschillen op te merken in waarnemingen, zich in de ruimte te oriënteren, te redeneren, plannen te maken, problemen te doorgronden en op te lossen, in abstracties te denken, ideeën en taal te begrijpen en te ...
Slim is beperkt tot een daad of actie, in tijd beperkt dus en intelligentie is meer een eigenschap van een persoon die continue is. En zoals van Dale het zegt: hoogbegaafd is uitzonderlijk intelligent en niet dat hoogbegaafden slimme mensen zijn.
Wil je als man een slim kind? Dan is het zaak om een intelligente moeder te vinden. Intelligentie hebben kinderen namelijk vooral te danken aan de genen die zij van hun moeder hebben geërfd. Dit blijkt uit een recent onderzoek gepubliceerd in Psychology Spot, waarover Ouders van Nu schrijft.
Er is sprake van een disharmonisch profiel wanneer er significante verschillen bestaan tussen de verbale en de performale intelligentie. Dit is meestal een teken dat er iets aan de hand is waardoor de ontwikkeling van de verschillende soorten intelligentie niet harmonisch verloopt.
Bij hoogbegaafde kinderen houdt dit langer aan, want ze zijn vaak ontzettend nieuwsgierig en willen het liefst de hele dag nieuwe dingen uittesten. Je kind heeft dan ook een brede interesses en vindt zowel auto's, als vulkanen, als …. ga zo maar door, het einde.
Genen die zowel de structuur als het functioneren van het brein beïnvloedden, vormen een verklaring voor de gemeten IQ-verschillen. Posthuma zegt in haar proefschrift dat verschillen in IQ voor wel tachtig tot negentig procent aan erfelijke factoren liggen.
Veel mensen zien het als een manier om hun hoogbegaafdheid te kunnen bewijzen. Misschien voelt het alsof je dan pas mag vinden en zeggen dat je hoogbegaafd bent. Maar hoogbegaafdheid komt niet altijd naar voren in een IQ-test. Sommige hoogbegaafden scoren zelfs laag op een IQ-test, ook al hebben ze een hoog IQ.
Naast de hoge intelligentie (IQ van 130+) is bij hoogbegaafdheid ook sprake van creativiteit, doorzettingsvermogen en motivatie. Wanneer deze motivatie en creativiteit (in creatieve manieren van denken) niet zichtbaar zijn en er “alleen sprake is van uitzonderlijke intelligentie” spreken we over hoogintelligent.
Superintelligentie, hyperintelligentie of bovenmenselijke intelligentie is een benaming (uit het Engels, super intelligence) voor een hypothetisch wezen dat een intelligentie bezit die dat van genieën en andere hoogbegaafde mensen verre overtreft.
Natuurlijk zijn daarbij uitzonderingen, maar over het algemeen heeft een kind op het VWO bijvoorbeeld een gemiddeld IQ van minimaal 116. Voor een leerling op het Havo is het gemiddeld IQ minimaal 107.
Een gemiddeld intelligentieniveau ligt tussen de 90 en 110. Bij een IQ tot 120 spreekt men van een bovengemiddeld intelligentieniveau en bij een IQ tot 130, spreekt men van een begaafd intelligentieniveau. Een hoogbegaafd kind heeft een IQ dat hoger is dan 130.
Albert Einstein (1879-1955)
Einstein, de man achter de relativiteitstheorie, was notoir slecht in het onthouden van namen, getallen en data. Desondanks wordt zijn IQ geschat op 160, waarmee hij een genie was.
Performale intelligentie heeft te maken met het oplossen van problemen en het praktisch denken. Hieronder valt ook het ruimtelijk inzicht, het plannen en de fijne motoriek. Het verbaal IQ, daarentegen, zegt iets over het denken in woorden en het verbale geheugen.
Wat de verbaal-performaal kloof in de praktijk betekent
Wanneer de leerling sterker is in het verbale stuk, ligt het denken en redeneren in taal op een veel hoger niveau dan het praktische handelen.
Het performale IQ meet ruimtelijke en praktische vaardigheden. Het gaat er dan bijvoorbeeld om of het kind abstracte figuren kan herkennen, of voor zijn geestesoog bepaalde figuren kan voorstellen. De verbale- (VIQ) en de performale-intelligentie (PIQ), vormen tesamen het Totaal IQ (TIQ).
De intelligentie van iemand wordt bepaald door drie factoren: Erfelijkheid (bepaalt de intelligentie voor tenminste 50%). De omgeving/het milieu, waarbinnen men leeft en opgroeit (rond de 30% bepalend). De covariantie, die samenhangt met erfelijkheid én omgeving.
Uit tweelingenonderzoek blijkt dat intelligentie voor ongeveer 55% erfelijk is bepaald. Deze genetische component bepaalt de bovengrens van je intelligentie, dat wil zeggen de maximale intelligentie die je kunt bereiken. De omgeving zorgt ervoor of je dit maximale niveau ook bereikt.
De grootste groep kinderen met een hoog IQ heeft ouders die zelf dichter bij het gemiddelde (IQ=100) zitten. De kans dat een ouder zelf een hoog IQ heeft, hangt wel af van de hoogte van het IQ van het kind: hoe hoger het IQ van een kind, hoe groter de kans dat de ouders een IQ boven 130 hebben.