don't betekent do not en doesn't is does not, dus het is I, you, we or they don't en he, she or it it doesn't.
Als je wilt zeggen dat iets niet zo is, maak je een ontkenning. In het Engels gebruik je hiervoor simpelweg het woordje not. Als er in een zin een vorm van to be (am / are / is) of een hulpwerkwoord (bijv. can / should / may) staat, dan maak je een ontkenning door not daarachter te zetten.
De negatie (negative) en vragende vorm van de simple present verkrijg je door: onderwerp + hulpwerkwoord “do” + NOT + infinitief hoofdwerkwoord.
Ik heb niets gekocht.Ik heb iemand gezien.Ik heb niemand gezien.Ik ben ergens geweest.
Na een ontkenning (négation) of een hoeveelheid (quantité) verandert het onbepaald lidwoord of het article indéfini (un, une, des) in DE. Bijvoorbeeld: Elle prend une bière, mais Julie ne jamais prend de bière.
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten of regelmatigheden. Om de Present Simple te vormen, gebruik je altijd het hele werkwoord (bijvoorbeeld 'walk' of 'visit'), maar bij de 3e persoon enkelvoud (he/she/it) voeg je daar nog een –s aan toe! En nu jij!
A negative sentence is a sentence that states that something is false. In English, we create negative sentences by adding the word 'not' after the auxiliary, or helping, verb.
Om de ontkennende of negatieve vorm van de past simple te vormen, dien je een hulpwerkwoord als 'to do' te gebruiken. De verleden tijd van dit hulpwerkwoord is 'did'. Deze wordt steeds gevormd door een infinitief. Voor de negatieve vorm van de past simple gebruik je dus did+infinitief.
Bij een vraag in de tegenwoordige tijd gebruik je Does als het onderwerp de derde persoon enkelvoud is (he, she of it) en Do bij elk ander onderwerp. Bij een zin in de verleden tijd gebruik je Did.
Je gebruikt to be going to + hele werkwoord als: - iemand een voorspelling doet en er bewijs is.- iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat al vaststaat / eerder is afgesproken.
In het Nederlands kun je een ontkennende zin vormen met behulp van het woordje niet. De gebruikelijkste plaats voor niet is tussen het middenstuk en de rechterzijde. Op deze manier ontken je de belangrijkste actie die wordt beschreven door de werkwoorden in de zin.
Wens of voorkeur. In de deze betekenis combineer je zou(den) vaak met graag of liever en eventueel nog willen, kunnen of moeten. Zij zouden graag naar Parijs (willen) gaan. Je zou minder moeten roken.
Complexe zinnen maak je door een hoofdzin te koppelen aan een bijzin. Hiervoor gebruik je andere voegwoorden dan voor samengestelde zinnen. Veelgebruikte voorbeelden hiervan zijn: because, if, since, although, when.
Je vormt de Past Simple door de stam van een werkwoord te pakken en daar –ed aan vast te plakken. De Past Simple van 'to work' is dus de stam (work) met –ed erachter 𡪠worked.
We gebruiken de present simple als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden.We gebruiken de present continuous als het in het NU plaatsvindt. We gebruiken de past simple als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden in het verleden.
In de simple present begint een vraag vaak met do of does.Bij he, she en it gebruik je does.Bij I, you, we en they gebruik je do.Na do of does volgt altijd het hele werkwoord.
In het Frans zijn zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud altijd mannelijk of vrouwelijk. Bij mannelijke woorden is het 'le' (de/het) of 'un' (een) en bij vrouwelijke woorden is het 'la' (de/het) of 'une' (een).
Je kunt ervan uitgaan dat woorden die eindigen op -e meestal vrouwelijk zijn, behalve de woorden eindigend op -age, -aire, -asme, en -isme. Woorden die niet eindigen op -e zijn meestal mannelijk, behalve -aison, -tion, -sion.
Ook l' article indéfini of het onbepaald lidwoord staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt een onbepaaldheid uit. In het Nederlands gebruiken we een als onbepaald lidwoord. In het Frans wordt un, une en des gebruikt.
'Zodat' kan niet aan het begin van de zin geplaatst worden.
Na is een bijwoord of voorzetsel dat “volgend op” of “later dan” betekent. Ook kun je er een reeks mee aangeven (bijvoorbeeld: uur na uur). Naar wordt gebruikt om een richting aan te geven. Daarnaast komt naar voor in verschillende vaste constructies, zoals “naar aanleiding van” en “naar mijn mening”.