In wetenschappelijk onderzoek noemt men een meetinstrument betrouwbaar wanneer de geobserveerde waarde precies gelijk is aan de waarde op een ander moment, indien onder identieke omstandigheden wordt gemeten.
Bij validiteit gaat het om het meten wat je beoogt te meten. Bij betrouwbaarheid daarentegen gaat het om de vraag of je onderzoeksresultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde wijze nogmaals uitvoert.
De meest simpele manier om de betrouwbaarheid van een meetinstrument vast te stellen is door twee keer een meting te verrichten bij dezelfde onderzoekseenheden en met hetzelfde meetinstrument. Krijg je er twee keer dezelfde score uit dan lijkt het instrument in hoge mate betrouwbaar.
Een onderzoek is intern valide als je het onderzoek zodanig goed hebt opgezet en uitgevoerd dat je conclusies voor waar kunnen worden aangenomen. Interne validiteit wordt ook wel methodologische validiteit genoemd. Het zegt dus iets over de kwaliteit van je methode, dataverzameling en analyse.
Een belangrijke eis van een goed meetinstrument is dan ook dat het voldoende spreiding te weeg brengt in de waardering van het gemeten kenmerk. Een intelligentietest moet voldoende onderscheid kunnen maken tussen slimme en minder slimme mensen.
Om de validiteit en betrouwbaarheid van je scriptie te bepalen, moet je nagaan of je met de methoden of onderzoeksmodellen hebt gemeten wat je wilde meten (validiteit) en of je resultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde manier herhaalt (betrouwbaarheid).
Wat is betrouwbaarheid? Bij betrouwbaarheid gaat het om hoe consistent een methode iets meet. Hierbij is het van belang dat de uitkomsten hetzelfde zijn als je de meting of het gehele onderzoek op exact dezelfde wijze nog een keer uitvoert (reproduceert of repliceert).
Met 4 à 5 metingen heb je een grove indicatie van de spreiding. Met 10 metingen heb je een redelijke waarde. Dit laatste is dus eigenlijk het minimum dat je nodig hebt voor een betrouwbaar resultaat.
Vragenlijsten, registratieformulieren, schalen, beoordelingslijsten, protocollen: in onderzoek zijn dit allemaal meetinstrumenten. Ze zijn bedoeld om de realiteit op de een of andere manier om te zetten in iets meer formeels, een concept, een code, een cijfer, een reeks getallen, verbanden, al of niet gekwantificeerd.
Validiteit (validity) betekent dat je daadwerkelijk het verschijnsel meet dat je beoogt te meten. Wanneer je bijvoorbeeld een fenomeen als 'vertrouwen' wilt meten, zul je moeten nagaan of het instrument dat je daarvoor wilt gebruiken, ook echt geschikt is voor dat doel.
Een test is betrouwbaar als deze na herhaalde afname bij dezelfde patiënt dezelfde uitslag geeft; de test is dan stabiel of consistent. Wanneer de uitslagen bij dezelfde patiënt erg variëren als verschillende mensen de test uitvoeren, is er sprake van een lage inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid.
SPSS helpt je bij het verzamelen, invoeren, lezen, bewerken en/of analyseren van gegevens, maar ook bij het verspreiden van de resultaten en het nemen van beslissingen. Waarvoor gebruik je SPSS? Je gebruikt SPSS om data inzichtelijk te maken en te analyseren.
Een meetinstrument moet een hoge graad van metrologische betrouwbaarheid hebben, zodat een betrokken partij vertrouwen kan hebben in de meetresultaten. Dit moet zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat de meettechniek en beveiliging van de meetgegevens een voldoende hoog kwaliteitsniveau hebben.
Veel meetinstrumenten worden gebruikt om snel geestelijke gezondheidsrisico's van patiënten te ontdekken. Zo kan op tijd de juiste zorg geboden worden. En problemen worden voorkomen. Denk bijvoorbeeld aan risico's op depressie en eenzaamheid.
Vaak wordt het 95% betrouwbaarheidsinterval gebruikt. Hiermee zeg je eigenlijk: stel ik zou mijn onderzoek 100 maal herhalen, dan verwacht ik dat de werkelijke waarde (parameter) minstens 95 keer binnen het (voor ieder onderzoek apart opgestelde) 95% betrouwbaarheidsinterval ligt.
Stel je hebt 95% gekozen. Bereken de foutmarge. Je kunt de foutmarge vinden middels de volgende formule: Za/2 * σ/√(n). Za/2 = betrouwbaarheidscoëfficient, waarbij a = betrouwbaarheidsniveau, σ = standaarddeviatie en n = steekproefgrootte.
Het betrouwbaarheidsinterval hangt af van de variabiliteit (in de vorm van de standaarddeviatie) en de grootte van de steekproef (het aantal personen in de onderzoekspopulatie). Hoe groter de steekproef, des te smaller is het betrouwbaarheidsinterval.
Een onderzoek is herhaalbaar als een andere onderzoeker met hetzelfde onderzoek dezelfde resultaten kan bereiken. Het onderzoek moet dus op een ander tijdstip, met andere respondenten, andere omstandigheden en door een andere onderzoeker gedaan kunnen worden.
Zoals hiervoor aangegeven wordt de kwaliteit van een kwalitatief onderzoek vaak getoetst aan de hand van de vier pijlers: geloofwaardigheid (credibility), overdraagbaarheid (transferability), afhankelijkheid (dependability) en bevestigbaarheid (confirmability) van (Guba, 1981) en Lincoln and Guba (1985).
Een meetinstrument in de zorg is een verzamelnaam van checklists en methodes die een verpleegkundige gebruikt duidelijkheid te krijgen over de situatie van de cliënt. De uitkomst van een meeting kan een trigger zijn voor een bepaalde interventie.
Interne validiteit is de mate waarin je met zekerheid kunt stellen dat een vastgestelde oorzaak-gevolgrelatie (causaal verband) niet door andere factoren kan worden verklaard. Externe validiteit is de mate waarin je je resultaten kunt generaliseren naar andere omstandigheden of groepen.
Waarom Klinimetrie? Minder administratieve handelingen en daardoor meer focus op (para)medische zorg en behandeling.
Bijgewerkt op 27 oktober 2021. Als je aan de slag gaat met SPSS, is het handig om het programma ook op je eigen computer te installeren. En nee, dit hoeft helemaal niet duur te zijn! SPSS kun je al kopen voor € 10,-.