De late middeleeuwen is de periode van het jaar 1000 tot 1500. In die tijd werd het leven in Europa anders dan ervoor. De bevolking begon sterk te groeien, doordat het beter ging met de landbouw en er daardoor meer voedsel was.
In het begin van de Middeleeuwen waren dat vooral horigen, onvrije boeren. Ze woonden in kleine boerderijen die ze zelf bouwden van hout, takken en leem. Beesten en mensen leefden vaak in één ruimte. Horigen moesten de landheren gehoorzamen en mochten het land niet verlaten.
Vooral de rijke mensen, de koningen en de mensen van adel, woonden in kastelen. De ridders woonden vaak in landhuizen. Vaak kwamen veel mensen samen in de grote zaal van een kasteel. Daar werd met veel mensen gegeten of werden zaken geregeld.
Hoe was het om in een kasteel te leven? De Middeleeuwen waren roerige en gevaarlijke tijden. Landeigenaren probeerden regelmatig land van elkaar af te pakken en er bestond nog helemaal geen politie. Iedereen moest dus zelf zijn eigen huis, haard en dieren beschermen.
De hoge middeleeuwen vallen ruwweg van het jaar 1000 tot aan 1250. Dit is een periode waarin de kerk, kruistochten en de wetenschap vooral centraal stonden. Europa kende in deze periode een grote rijkdom. De bevolking groeide en bloeide, steden barstten uit hun voegen.
Het is ook een groot verschil met de levensverwachting in het verleden. Rond 1900 ligt de gemiddelde levensverwachting rond de 44 jaar, in de Middeleeuwen rond de 30 jaar. Dat laatste getal betekent trouwens allerminst dat de meeste mensen duizend jaar geleden rond hun dertigste sterven.
Nu blijkt dus echter dat de gemiddelde lengte van mannen in ieder geval in Noordwest-Europa in de eerste helft van de Middeleeuwen maar liefst 173,4 centimeter was - met een record van 176 centimeter in Zweden. Daarna trad krimp op.
Naast vlees en vis, waren brood en bier in de middeleeuwen het voornaamste eten.Men kende erwten, bonen, wortelen en knollen, maar berichten daarover zijn schaars.
Brood vormde het hoofdvoedsel, gevolgd door andere graanproducten, zoals pap. Vlees was prestigieuzer en duurder dan graan of groente. De adel liet bij speciale gelegenheden een beer (mannelijk varken) slachten. Als smaakmakers werden verjus, wijn en azijn gebruikt.
Ziekten, epidemieën, slechte hygiëne en de vele oorlogen waren ongetwijfeld de grote boosdoeners en maakten van de dood een bijna dagelijkse gezel van de middeleeuwse mens. Stervensbegeleiding en de daarmee gepaard gaande doodsrituelen vormen een tweede thema.
Er werd water gedronken, maar vaak werd het vermengd met bier of wijn. Een ander populair drankje was water met honing, en dat werd vaak een tijdje weggezet om te gisten, zodat er alcohol in kwam. Middeleeuwse mensen dronken ongetwijfeld liever bier of wijn dan water.
Een kind werd beschouwd als een kleine volwassene en het kind werd ook zo behandeld. Ze werden gezien als extra handen die konden bijdragen aan de arbeid die nodig was om het gezin in leven te houden. Ze begonnen actief mee te doen in activiteiten zoals jagen, landbouw en opvoeding zodra ze competent genoeg waren.
Het Middelnederlands is een voorloper van de moderne Nederlandse taal. Het werd tussen 1200 en 1500 in het huidige Nederlandse taalgebied gesproken. Middelnederlands was de opvolger van het Oudnederlands. Het Noord-Middelnederlands wordt vooral door niet-taalkundigen ook wel Diets genoemd.
De gemiddelde Nederlander wordt 82 jaar oud. Neanderthalers waren al blij als ze de dertig haalden. Een enkeling haalde de veertig, maar dat waren uitzonderingen.
levensverwachting in observatiejaren
Mannen werden in de jaren 1827–1828 gemiddeld 36,6 jaar, vrouwen 39,5 jaar; in 1840–1851 respectievelijk 36,1 en 38,5 jaar.
Dagelijkse kost tussen 1700 en 1950
Als ontbijt aten ze pap, pannenkoek, aardappel of brood met reuzel, stroop en af en toe jam. Als hoofdmaaltijd aten ze meestal een stamppot met veel aardappelen of een gerecht van peulvruchten, zoals bruine bonen en erwtensoep. Rijke mensen konden vaker vlees, vis en zuivel kopen.
Ontbijt, lunch & avondeten
Hun ontbijt bestond uit brood en olijven, voor de rijke Romeinen dan. Arme mensen aten vaak pap dat met granen in melk werd gekookt. Tijdens de lunch aten de mensen brood met eieren of geitenkaas.
Ontbijt in de Middeleeuwen
De arme mensen waren toen al lang blij wanneer ze twee keer per dag konden eten. De eerste maaltijd was pas tussen de middag. Dan aten ze een soort broodpap, een maaltijdsoep of een stoofpotje, met daarin (als ze geluk hadden) wat vlees. In de avond vaak alleen een stuk brood.
Witte kool is een van de oudste geteelde groenten. Ze wordt al sinds de oudheid gebruikt. In de middeleeuwen werd ze vooral beschouwd als een geneeskrachtige plant, maar ze werd toch ook gegeten door de burgerij.
Vlees, melk en kaas
Een groot deel daarvan was van bekende landbouwdieren, zoals rund, varken, schaap, geit en paard. De bewoners van de nederzetting aten vooral rundvlees. Varken en schaap kwamen minder vaak op het bord, al hadden ze in de loop van de eeuwen wel steeds meer voorkeur voor schapenvlees.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
De reden voor die 'haast' laat zich eenvoudig verklaren: we willen vóór we de koffer induiken nog iets doen. Een en ander blijkt uit cijfers van Just Eat, een 'doorgeefluik' voor online besteld eten. Al vroeg in de middag denken Nederlanders na over wat ze 's avonds willen eten.
Embed. De mensen in de Middeleeuwen waren schoner dan je denkt. Ze poetsen hun tanden met linnen, maakten tandpasta van zout, houtskool en munt en gebruikten een kippenbotje als tandenstoker. Ook gaan ze wekelijks naar het badhuis.
De oertijd: graankorrels als kauwgom
Tijdens de jacht stilden onze voorouders hun honger door op korrels van wilde granen te kauwen. Ze kwamen toen op het idee om de korrels eerst te kneuzen, en dan te weken in water. Die brij vermengden ze met bloed van dieren, of gesmolten vet. Even koken, en de broodpap was klaar.
De middeleeuwse samenleving was ingedeeld in standen. Bovenaan stond de koning of keizer met daaronder de geestelijken. Daarna de edelen (graven, hertogen en ridders) en onderaan de boeren en burgers. Rond 800 behoorde Nederland tot het Frankische rijk, met Karel de Grote als koning.